Naar inhoud springen

Melkwinning/Uierbouw/Uierweefsel: verschil tussen versies

Uit Wikibooks
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Sanderd17 (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Sanderd17 (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
{{Melkwinning/uierbouw}}

Het uier van de koe wordt grotendeels gevormd door het weefsel dat in het uier zit. Het uier bestaat uit klier, bind en vetweefsel. Een uier met veel klierweefsel zorgt vaak voor veel melk, doordat het klierweefsel bestaat uit melkgangen en melkblaasjes. Het klierweefsel bevat veel melkblaasjes die niet groter zijn dan een halve millimeter. Melkblaasjes met melkgangen samen vormen een tros. Een aantal van deze trossen samen noemen we een klierkwabje. Alle klierkwabjes samen vormen dus het klierweefsel. In het uier zitten ook veel spiervezels. Deze spieren zitten vooral om de melkblaasjes en melkgangen. De spiervezels om de melkgangen trekken constant samen om de melk zo goed mogelijk te laten afvloeien. In het uier zit ook veel bind en vetweefsel, deze zorgen voor stevigheid en vorm in het uier.
Het uier van de koe wordt grotendeels gevormd door het weefsel dat in het uier zit. Het uier bestaat uit klier, bind en vetweefsel. Een uier met veel klierweefsel zorgt vaak voor veel melk, doordat het klierweefsel bestaat uit melkgangen en melkblaasjes. Het klierweefsel bevat veel melkblaasjes die niet groter zijn dan een halve millimeter. Melkblaasjes met melkgangen samen vormen een tros. Een aantal van deze trossen samen noemen we een klierkwabje. Alle klierkwabjes samen vormen dus het klierweefsel. In het uier zitten ook veel spiervezels. Deze spieren zitten vooral om de melkblaasjes en melkgangen. De spiervezels om de melkgangen trekken constant samen om de melk zo goed mogelijk te laten afvloeien. In het uier zit ook veel bind en vetweefsel, deze zorgen voor stevigheid en vorm in het uier.



Versie van 22 jun 2010 13:28

milk2010

...
...


Het uier van de koe wordt grotendeels gevormd door het weefsel dat in het uier zit. Het uier bestaat uit klier, bind en vetweefsel. Een uier met veel klierweefsel zorgt vaak voor veel melk, doordat het klierweefsel bestaat uit melkgangen en melkblaasjes. Het klierweefsel bevat veel melkblaasjes die niet groter zijn dan een halve millimeter. Melkblaasjes met melkgangen samen vormen een tros. Een aantal van deze trossen samen noemen we een klierkwabje. Alle klierkwabjes samen vormen dus het klierweefsel. In het uier zitten ook veel spiervezels. Deze spieren zitten vooral om de melkblaasjes en melkgangen. De spiervezels om de melkgangen trekken constant samen om de melk zo goed mogelijk te laten afvloeien. In het uier zit ook veel bind en vetweefsel, deze zorgen voor stevigheid en vorm in het uier.

Een uier met veel vetweefsel noemen we een vleesuier. Een uier met veel klierweefsel noemen we een melkuier. Het verschil tussen deze twee kun je ook voelen. Een melkuier voelt namelijk erg zacht en korrelig aan en voelt na het melken slap aan in tegenstelling tot een vleesuier.

In het uier zitten naast weefsels en spieren ook veel zenuwen. De zenuwen zijn belangrijk voor de afgifte van melk. De fijnste zenuwen zitten in de wand van de spenen en het uier. Zodra de melkgift gestimuleerd wordt door middel van de melkmachine of zuigen door het kalf geven zij prikkels door aan de hersenen, waardoor de melkgift op gang gebracht wordt.

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.