Joseph Brincour: verschil tussen versies
Luxemburgs politicus |
(geen verschil)
|
Versie van 4 dec 2023 18:50
Joseph Brincour | ||||
---|---|---|---|---|
Portret van Brincour door Ferdinand d'Huart
| ||||
Algemeen | ||||
Volledige naam | Johann Joseph Brincour | |||
Geboren | 23 februari 1849 | |||
Geboorteplaats | Echternach | |||
Overleden | 29 december 1917 | |||
Overlijdensplaats | Luxemburg-Stad | |||
Kieskring | Kanton Echternach | |||
Land | Luxemburg | |||
Partij | Liberalen | |||
Functies | ||||
1878-1914 | lid Kamer van Afgevaardigden | |||
1915-1917 | lid Raad van State | |||
|
Johann Joseph (Joseph) Brincour (Echternach, 23 februari 1849 – Luxemburg-Stad, 29 december 1917) was een Luxemburgs jurist en politicus.[1]
Leven en werk
Joseph Brincour was een zoon van legerkapitein Henri Brincour (1814-1860) en Anna Catharina Maes.[2] Hij bezocht het Progymnasium in Echternach, studeerde rechten en behaalde in 1872 het doctoraatsexamen. Hij werd vervolgens advocaat in Luxemburg-Stad. In 1875 trouwde hij met Marie Huber. Uit het huwelijk werden drie kinderen geboren, onder wie de kunstenares Berthe Brincour (1879-1947).
In juni 1878 werd Brincour vanuit het Kanton Echternach verkozen voor de Kamer van Afgevaardigden,[3] waar hij tot 1914 zitting had. Hij was enige tijd vicevoorzitter van de Kamer. Van 3 maart 1915 tot aan zijn overlijden was hij lid van de Luxemburgse Raad van State.
Joseph Brincour overleed op 68-jarige leeftijd en werd begraven op de Cimetière Notre-Dame.[4]
Onderscheidingen
- 1905 Ridder, later Commandeur (1912),[5] in de Orde van de Eikenkroon
- 1911 Officier in de Frans Jozef-orde
- ↑ Jules Mersch, "Le jurisconsulte Joseph Brincour", Biographie nationale du pays de Luxembourg. Fascicule 18, p. 559 e.v.
- ↑ Burgerlijke stand van Echternach: geboorten 1849, akte no 22.
- ↑ "Joseph Brincour †", Escher Tageblatt, 31 december 1917.
- ↑ "Monsieur Joseph BRINCOUR", overlijdensannonce in de Luxemburger Wort, 29 december 1917.
- ↑ "Ordre de la Couronne de chêne", Mémorial du Grand-Duché de Luxembourg, n° 41, 17 juni 1912.