Naar inhoud springen

Ephraim Daniel Pichot: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Nageslacht: aanvulling huwelijken Q.G. Pichot
kleine aanvullingen, redactie
 
(38 tussenliggende versies door 2 gebruikers niet weergegeven)
Regel 26: Regel 26:


== Levensloop ==
== Levensloop ==
Ephraim Daniel Pichot was een telg uit het van oorsprong Franse [[hugenoten]]geslacht [[Pichot]], waarvan leden eind zeventiende eeuw via [[Amsterdam]] in [[Suriname]] terechtkwamen. Hij was de zoon van Jan Willem Pichot (1730-1802) en Anna Maria van der Beets (1725-1758). Waarschijnlijk had hij drie jongere zussen, die echter zeer jong stierven. Zijn moeder overleed toen hij nog geen vijf jaar oud was.
Ephraim Daniel Pichot was een telg uit het van oorsprong Franse [[hugenoten]]geslacht [[Pichot]], waarvan leden eind zeventiende eeuw via [[Amsterdam]] in de kolonie [[Suriname (kolonie)|Suriname]] terechtkwamen. Hij was de enige zoon van Jan Willem Pichot (1730-1802) en Anna Maria van der Beets (1725-1758). Drie zusjes zouden hun eerste levensjaar niet overleven. Zijn moeder overleed toen hij nog geen vijf jaar oud was. Twee jaar later, in 1760, nam zijn vader hem op een zakenreis mee naar Amsterdam, waar hij de zevenjarige jongen voor zijn opvoeding en onderwijs onderbracht bij een zakenvriend. Pichot sr. ging terug naar zijn suikerplantage Rac a Rac in Suriname, de kleine Daniel bleef achter, maar had in Amsterdam wel contact met zijn aangetrouwde grootvader Salomon du Plessis, de stiefvader van zijn vader.<ref>Stadsarchief Amsterdam, notariële akte dd. 7 september 1762, Insinuatie, [https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21e3-d443-666d-e053-b784100a1840 scan online]</ref>


Pichot vertrok omstreeks 1770 als 17-jarige uit Suriname om in Nederland een militaire loopbaan te kiezen in het Staatse leger.{{Refn|group=noot|Mogelijk was Pichots vader niet gelukkig was die keuze. Er bestaat een in 1874 opgemaakt en in later jaren herhaald codicil, waarbij hij zijn zoon expliciet onterft voor zijn buitenplaats langs de Haarlemmertrekvaart, en deze vermaakt aan de Waalse Gemeente te Amsterdam. Anderzijds is het niet onmogelijk dat ook de vader – te Paramaribo Raad van het Hof van Civiele Justitie der kolonie Suriname – omstreeks 1770 uit Suriname vertrok. Vanaf 1774 of eerder verbleef deze althans te Amsterdam.}} Het was een leger van huurlingen: (inter)nationale beroepsmilitairen die tekenden voor een bepaalde periode. Aanvankelijk diende Pichot als ritmeester bij de cavalerie in het garnizoen te Maastricht.<ref>Stadsarchief Amsterdam, Notariële archieven, dd. 7 april 1774: machtiging huwelijk.</ref> Eind 1774 was hij waarschijnlijk in [['s-Hertogenbosch|Den Bosch]] gedetacheerd, daar zijn eerste kinderen daar werden gedoopt. Enkele jaren later werd hij als luitenant benoemd bij het garnizoen te Maastricht. Hij bracht het uiteindelijk tot kapitein der Staatse cavalerie.
Daniel Pichot koos voor een militaire loopbaan in het Staatse leger van de [[Republiek der Zeven Verenigde Provinciën|Republiek]]. Het was een leger van huurlingen: (inter)nationale beroepsmilitairen die tekenden voor een bepaalde periode. Aanvankelijk diende Pichot in 1774 als ritmeester bij de cavalerie in het garnizoen te Maastricht.<ref>Stadsarchief Amsterdam, Notariële archieven, dd. 7 april 1774: machtiging huwelijk. [https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21e1-4ab5-666d-e053-b784100a1840]</ref> Hij huwde op 24 april 1774 als 22-jarige te Valkenburg en was eind dat jaar waarschijnlijk gedetacheerd in [['s-Hertogenbosch|Den Bosch]], daar zijn eerste kinderen (een tweeling) daar werden geboren. Enkele jaren later werd hij als luitenant benoemd bij het garnizoen te Maastricht.<ref>Nationaal Archief, Index Landmacht: Officieren, Onderofficieren en Manschappen (Staatse Militairen) (1707-1795): Infanterie-Regiment De Famars (Famais), cavalerie, Nummer toegang: 1.01.19, inventarisnummer: 1945 [https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/index/nt00366/1d83ab52-62ef-102d-8131-005056a23d00?searchTerm=Pichot]</ref> In acht jaar bracht hij het tot kapitein der Staatse cavalerie, maar in 1782 blijkt hij een punt gezet te hebben achter deze carrière.{{Refn|group=noot|In het contract van verkoop (1782) van zijn Surinaamse bezittingen aan zijn vader wordt hij vermeld als 'oud-kapitein.<ref>Stadsarchief Amsterdam, notariële akte, [https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21df-cb6f-666d-e053-b784100a1840 tekst online]</ref>}}


Over Pichots activiteiten na 1782 en tijdens de twintig jaren die de [[Franse Tijd in Nederland|Franse Tijd]] in Limburg duurde (1794-1814), is weinig met zekerheid te zeggen. Bij de komst van de Fransen in 1794 zou hij, om het strijdgewoel te ontlopen, met zijn familie Maastricht kortstondig hebben verlaten, mogelijk naar Amsterdam. Na de [[Beleg van Maastricht (1794)|inname van Maastricht]] keerde hij terug. {{Refn|group=noot|Daarbij zou de advocaat [[Charles Clément Roemers|Roemers]] naar eigen zeggen een belangrijke rol hebben gespeeld door hem en vele anderen die de stad waren ontvlucht, paspoorten te bezorgen onder het nieuwe, Franse bestuur. Jacobs is hier tamelijk sceptisch over.<ref>Jacobs (2018), p. 125.</ref>}} Hij was in 1794 ruim veertig jaar oud en stond bekend als tegenstander van het Franse bewind. Zoals meer Maastrichtenaren uit de hogere burgerij was hij lid van de [[vrijmetselarij]] en wel van de francofiele loge 'La Constance'.<ref>Spiertz (1964), pp. 29 en 118.</ref> In tegenstelling tot collega's die vanaf het begin van het Frans regime bestuursfuncties vervulden, liet hij zich echter niet in met de Franse overheid. Hij was [[Orangisme (Republiek)|Orangist]]; zijn kinderen zouden allen huwen met telgen uit vooraanstaande Staatse (bestuurs)families.<ref>Schaapveld (2017), p. 261.</ref> Bekend is, dat Napoleon op 21 januari 1810 een aantal zonen van plaatselijke notabelen, waaronder Pichot, tot onderluitenant benoemde, om te worden opgeleid aan een van de Franse militaire academies.{{Refn|group=noot|In 1798 werd in Frankrijk de [[dienstplicht]] door loting ingevoerd. Aangezien het departement Nedermaas behoorde tot de Franse republiek, gold deze zogenaamde conscriptie dus ook in Maastricht, en niet eerst vanaf 1810 (ingang: 1811), zoals in Noord-Nederland. Het systeem maakte het mogelijk om plaatsvervangers te sturen, waardoor de zonen van notabelen in principe buiten schot bleven.<ref>Ubachs/Evers (2005), p. 145: 'dienstplicht'.</ref>}} De benoeming zou deels bedoeld zijn geweest om voormalige tegenstanders van het Frans bewind de kans te geven zich jegens de Franse overheid te rehabiliteren.{{Refn|group=noot|Twee zonen van Pichot zijn opgeroepen voor de conscriptie, namelijk Frederik Corneille Marie, 'rentenierszoon',<ref>Frans Archief, toegangsnummer 03.01, inv.nr. 478.</ref> en Salomon Frederik Marius Pichot du Plessis, dan student te Utrecht.<ref>Frans Archief, toegangsnummer 03.01, inv.nr. 502.</ref>}} Ondanks Pichots verzoek om uitstel, viel er aan de maatregel niet te tornen.<ref>Schaapveld (2017), p. 255.</ref> Zijn zoon Corneille zou definitief beroepsofficier worden.
Bij de komst van de Fransen in 1794 zou Pichot net als veel anderen kortstondig de stad hebben verlaten, mogelijk naar Amsterdam.{{Refn|group=noot|Hij moet zich toen reeds hebben gepensioneerd, want anders zou dit desertie in het zicht van de vijand hebben betekend.}} Enkele weken na de [[Beleg van Maastricht (1794)|inname van Maastricht]] keerde hij terug. {{Refn|group=noot|Daarbij zou de advocaat [[Charles Clément Roemers|Roemers]] naar eigen zeggen een belangrijke rol hebben gespeeld door voor hem en vele anderen, die eveneens op voorhand waren uitgeweken vanwege de te verwachten bombardementen, te zorgen voor paspoorten van het nieuwe Franse bestuur.<ref>Jacobs (2018), p. 125.</ref>}}


Pichot bleef in de Franse Tijd dus in Maastricht en werd ondernemer, hoewel niet duidelijk is op welk terrein. In mei 1815 stelde hij in elk geval 40 tot 50 werknemers uit zijn "atelier" ter beschikking om het [[Fort Willem I (Maastricht)|Fort Willem I]] versneld te kunnen afbouwen. Dat suggereert dat hij bouwmeester of aannemer was.<ref>Morreau (1979), p. 216.</ref> Onmiddellijk na het vertrek van de Fransen kreeg hij als Orangist bestuurlijke functies in het nieuwe [[Koninkrijk der Nederlanden]]. In 1814-1815 was hij lid van [[Provinciale Staten (Nederland)|Provinciale Staten]], eerst in [[Noord-Brabant]] (van 19 september 1814 tot ergens in 1815),{{Refn|group=noot|De Provinciale Staten van Noord-Brabant waren kortstondig verantwoordelijk voor de vroegere [[Landen van Overmaas]] en [[Staats Opper-Gelre]].<ref>Schaapveld (2017), p. 325.</ref>}} daarna in het [[Limburg (Verenigd Koninkrijk der Nederlanden)|verenigde Limburg]] (18 maart 1816 tot 1 juli 1820).<ref>[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010043636:mpeg21:p003 Benoemingen], in: ''Journal de la province de Limbourg'', 12 maart 1816. Geraadpleegd op Delpher op 25 november 2023.</ref><ref>Zie ook [https://resources.huygens.knaw.nl/repertoriumambtsdragersambtenaren1428-1861/app/personen/1783 'Ephraim Daniel Pichot'], op ''resources.huygens.knaw.nl'', geraadpleegd op 23 november 2023.</ref> Dat hij in 1820 niet als Statenlid herkozen werd, had mogelijk te maken met zijn [[Lijst van Tweede Kamerleden voor de regeringsgezinden|oranjegezindheid]], een overtuiging die op dat moment minder goed lag in de Maastrichtse en Limburgse politiek.<ref>Jacobs (2018), p. 309.</ref>
Over Pichots activiteiten in de twintig jaar dat de [[Franse Tijd in Nederland|Franse Tijd]] in Limburg duurde (1794-1814), is weinig met zekerheid te zeggen. Hij was in 1794 ruim veertig jaar oud en stond bekend als tegenstander van het Franse bewind. Zoals veel Maastrichtenaren uit de hogere burgerij was hij lid van de [[vrijmetselarij]] en wel van de francofiele loge 'La Constance'.<ref>Spiertz (1964), pp. 29 en 118.</ref> In tegenstelling tot collega's die vanaf het begin bestuursfuncties vervulden, liet hij zich echter niet in met de Franse overheid. Hij was orangist; zijn kinderen zouden allen huwen met telgen uit vooraanstaande Staatse, protestantse (bestuurs)families.<ref>Schaapveld (2017), p. 261.</ref> Bekend is, dat Napoleon op 21 januari 1810 een aantal zonen van plaatselijke notabelen, waaronder Pichot, tot onderluitenant benoemde, om te worden opgeleid aan een van de Franse militaire academies.{{Refn|group=noot|In 1798 werd in Frankrijk de [[dienstplicht]] door loting ingevoerd. Aangezien het departement Nedermaas behoorde tot de Franse republiek, gold deze zogenaamde conscriptie dus ook in Maastricht, en niet eerst vanaf 1810 (ingang: 1811), zoals in Noord-Nederland. Het systeem maakte het mogelijk om plaatsvervangers te sturen, waardoor de zonen van notabelen in principe buiten schot bleven.<ref>Ubachs/Evers (2005), p. 145: 'dienstplicht'.</ref>}} De benoeming was deels bedoeld om voormalige tegenstanders van het Frans bewind de kans te geven zich te rehabiliteren. Ondanks Pichots verzoek om uitstel, viel er aan de maatregel niet te tornen. Of deze Pichot gunstiger stemde ten aanzien van het Frans bewind, is de vraag.<ref>Schaapveld (2017), p. 255.</ref>

Naar verluidt was Pichot in de Franse Tijd actief als ondernemer, hoewel niet duidelijk is op welk terrein. In mei 1815 stelde hij in elk geval 40 tot 50 werknemers uit zijn "atelier" ter beschikking om het [[Fort Willem I (Maastricht)|Fort Willem I]] versneld te kunnen afbouwen.<ref>Morreau (1979), p. 216.</ref> Waarschijnlijk was hij tevens actief binnen de [[Waalse kerk (Maastricht)|Waalse gemeente]].{{Refn|group=noot|Hij staat ingeschreven in de kerkenbanklegger (1820) en het lidmatenregister (1821).<ref>HCL, Archief Waalse Gemeente Maastricht, toegangsnummer 21.279, zie inleiding en inv.nrs. 40 en 67.</ref> Een vroegere inschrijving ontbreekt, maar het garnizoen had zijn eigen predikanten, zodat hij niet bij een burgerlijke gemeente ingeschreven hoefde te zijn en na de overgang van de stad in Franse handen (1795) kwam de gemeente in zwaar weer te verkeren.}}

Onmiddellijk na het vertrek van de Fransen kreeg Pichot bestuurlijke functies. In 1814-1815 was hij lid van [[Provinciale Staten (Nederland)|Provinciale Staten]], eerst in [[Noord-Brabant]] (van 19 september 1814 tot ergens in 1815),{{Refn|group=noot|De Provinciale Staten van Noord-Brabant waren kortstondig verantwoordelijk voor de vroegere Landen van Overmaas en Staats Opper-Gelre.<ref>Schaapveld (2017), p. 325.</ref>}} daarna in het [[Limburg (Verenigd Koninkrijk der Nederlanden)|verenigde Limburg]] (18 maart 1816 tot 1 juli 1820).<ref>[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010043636:mpeg21:p003 Benoemingen], in: ''Journal de la province de Limbourg'', 12 maart 1816. Geraadpleegd op Delpher op 25 november 2023.</ref><ref>Zie ook [https://resources.huygens.knaw.nl/repertoriumambtsdragersambtenaren1428-1861/app/personen/1783 'Ephraim Daniel Pichot'], op ''resources.huygens.knaw.nl'', geraadpleegd op 23 november 2023.</ref> Dat hij in 1820 niet als Statenlid herkozen werd, had mogelijk te maken met zijn [[Lijst van Tweede Kamerleden voor de regeringsgezinden|oranjegezindheid]], een overtuiging die op dat moment minder goed lag in de Maastrichtse en Limburgse politiek.<ref>Jacobs (2018), p. 309.</ref>


In 1815 werd Pichot tot [[Lijst van burgemeesters van Maastricht|mede-burgemeester van Maastricht]] benoemd, samen met [[André Charles Membrede]], [[Godart van Slijpe]] en Théodore Joseph [[de Billehé de Valensart]]. Membrede was voorzitter van het college van burgemeesters, ofwel 'eerste burgemeester'.<ref>Jacobs (2018), p. 286.</ref> In 1819 werd hij opnieuw gekozen, nu in een college van drie burgemeesters, met Van Slijpe en [[Jean François Hennequin]]. Die laatste viel in 1821 af vanwege de '[[DD Stadsschutterij Maastricht#Eerste DD Stadsschutterij (1815-1830)|schutterijkwestie]]', toen de [[Willem I der Nederlanden|koning]] hoogstpersoonlijk ingreep en de raad op non-actief stelde. Vanaf 1822 kon Pichot zijn taak tot 1830 voortzetten, nu als 'president-burgemeester'. Vanaf 1823 werd hij ook wel 'eerste schepen' genoemd.{{Refn|group=noot|De titel 'schepen' betekende tot de invoering van de Gemeentewet (1851) meer in het algemeen dat iemand lid was van het stadsbestuur.<ref>Ubachs/Evers (2005), p. 463: 'schepen'.</ref> Gezien de berichten in de Journal de la province de Limbourg trad Pichot van 1815 tot 1822 vooral naar buiten als burgemeester / ambtenaar van de burgerlijke stand. Van 1823-1830 werd elk krantenbericht dat afkomstig was 'burgemeester en schepenen van Maastricht' door hem en de stadssecretaris Verduchêne ondertekend.}} De periode 1830-1839, toen de stad bestuurd werd door generaal [[Dibbets]], vormde een onderbreking, maar Pichot zou daarna tot 1844 lid blijven van het stadsbestuur.<ref>[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSHCL02:016788002:00040 ''Administratief memoriaal voor het Hertogdom Limburg (1845)''], p. 8. Den Haag, 14 november 1844 Geraadpleegd op Delpher op 26 november 2023.</ref> Pichot was onder het [[Verenigd Koninkrijk der Nederlanden]] ook steeds een van de leden van het [[Kiescollege]] van Maastricht.<ref>Zie: ''Journal de la province de Limbourg'', 1825, 1827, 1829, 1841 (na de Belgische Opstand). Te raadplegen op Delpher.</ref>
In 1815 werd Pichot tot [[Lijst van burgemeesters van Maastricht|mede-burgemeester van Maastricht]] benoemd, samen met [[André Charles Membrede]], [[Godart van Slijpe]] en Théodore Joseph [[de Billehé de Valensart]]. Membrede was voorzitter van het college van burgemeesters, ofwel 'eerste burgemeester'.<ref>Jacobs (2018), p. 286.</ref> In 1819 werd hij opnieuw gekozen, nu in een college van drie burgemeesters, met Van Slijpe en [[Jean François Hennequin]]. Die laatste viel in 1821 af vanwege de '[[DD Stadsschutterij Maastricht#Eerste DD Stadsschutterij (1815-1830)|schutterijkwestie]]', toen de [[Willem I der Nederlanden|koning]] hoogstpersoonlijk ingreep en de raad op non-actief stelde. Vanaf 1822 kon Pichot zijn taak tot 1830 voortzetten, nu als 'president-burgemeester'. Vanaf 1823 werd hij ook wel 'eerste schepen' genoemd.{{Refn|group=noot|De titel 'schepen' betekende tot de invoering van de Gemeentewet (1851) meer in het algemeen dat iemand lid was van het stadsbestuur.<ref>Ubachs/Evers (2005), p. 463: 'schepen'.</ref> Gezien de berichten in de Journal de la province de Limbourg trad Pichot van 1815 tot 1822 vooral naar buiten als burgemeester / ambtenaar van de burgerlijke stand. Van 1823-1830 werd elk krantenbericht dat afkomstig was 'burgemeester en schepenen van Maastricht' door hem en de stadssecretaris Verduchêne ondertekend.}} De periode 1830-1839, toen de stad bestuurd werd door generaal [[Dibbets]], vormde een onderbreking, maar Pichot zou daarna tot 1844 lid blijven van het stadsbestuur.<ref>[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSHCL02:016788002:00040 ''Administratief memoriaal voor het Hertogdom Limburg (1845)''], p. 8. Den Haag, 14 november 1844 Geraadpleegd op Delpher op 26 november 2023.</ref> Pichot was onder het [[Verenigd Koninkrijk der Nederlanden]] ook steeds een van de leden van het [[Kiescollege]] van Maastricht.<ref>Zie: ''Journal de la province de Limbourg'', 1825, 1827, 1829, 1841 (na de Belgische Opstand). Te raadplegen op Delpher.</ref>


Naast zijn bestuursfuncties werd Pichot in 1815 tot [[rechter]] benoemd bij de [[Rechtbank van Eerste Aanleg]] te Maastricht, tegelijk met P. [[van Slijpe]].<ref>Verbeet (1978), p. 12.</ref>. Dit was een oudere broer van burgemeester [[Jan Godart van Slijpe]], wiens dochter in 1814 met een zoon van Pichot was getrouwd. Begin 1831 werd Pichot als rechter ontslagen. Dat was ten tijde van de [[Belgische Revolutie|Belgische Opstand]] en de [[Blokkade van Maastricht (1830-1833)|blokkade van Maastricht]] (1830-1833), toen de rechtbank door het Belgisch [[Voorlopig Bewind (België)|Voorlopig Bewind]] provisorisch was verplaatst naar [[Tongeren (stad)|Tongeren]].
Naast zijn bestuursfuncties werd Pichot in 1815 tot [[rechter]] benoemd bij de [[Rechtbank van Eerste Aanleg]] te Maastricht, tegelijk met P. [[van Slijpe]].{{Refn|group=noot|Dit betekent dat hij voor zijn militaire carrière rechten moet hebben gestudeerd.<ref>Verbeet (1978), p. 12.</ref>.}} Dit was een oudere broer van burgemeester [[Jan Godart van Slijpe]], wiens dochter in 1814 met een zoon van Pichot was getrouwd. Begin 1831 werd Pichot, inmiddels 78, als rechter ontslagen. Dat was ten tijde van de [[Belgische Revolutie|Belgische Opstand]] en de [[Blokkade van Maastricht (1830-1833)|blokkade van Maastricht]] (1830-1833), toen de rechtbank door het Belgisch [[Voorlopig Bewind (België)|Voorlopig Bewind]] provisorisch was verplaatst naar [[Tongeren (stad)|Tongeren]].


Op 27 juni 1835 werd Pichot benoemd tot ridder in de [[Orde van de Nederlandse Leeuw]].<ref>[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010095643:mpeg21:p002 'Intérieur. La Haye, 27 juin'], in: ''Journal de La Haye'', 's-Gravenhage, 27 juni 1835, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 25 november 2023.</ref>
Op 27 juni 1835 werd Pichot benoemd tot ridder in de [[Orde van de Nederlandse Leeuw]].<ref>[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010095643:mpeg21:p002 'Intérieur. La Haye, 27 juin'], in: ''Journal de La Haye'', 's-Gravenhage, 27 juni 1835, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 25 november 2023.</ref>


Pichot overleefde het merendeel van zijn kinderen en stierf op 27 februari 1847 op 94-jarige leeftijd in zijn huis aan de Bredestraat.<ref>[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMCC01:048198050:mpeg21:p00004 Familiebericht], in: ''Journal du Limbourg'', Maastricht, 2 maart 1847, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 25 november 2023.</ref>
Ephraim Daniel Pichot was lid en ouderling van de [[Waalse kerk (Maastricht)|Waalse gemeente]].{{Refn|group=noot|Hij staat ingeschreven in de kerkenbanklegger (1820) en het lidmatenregister (1821).<ref>HCL, Archief Waalse Gemeente Maastricht, toegangsnummer 21.279, zie inleiding en inv.nrs. 40 en 67.</ref> Een vroegere inschrijving ontbreekt, maar het garnizoen had zijn eigen predikanten, zodat hij niet bij een burgerlijke gemeente ingeschreven hoefde te zijn. Na de overgang van de stad in Franse handen (1795) kwam de gemeente in zwaar weer te verkeren en ontbreken gegevens.}} Hij overleefde het merendeel van zijn kinderen en stierf op 27 februari 1847 op 94-jarige leeftijd in zijn huis aan de Bredestraat.<ref>[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMCC01:048198050:mpeg21:p00004 Familiebericht], in: ''Journal du Limbourg'', Maastricht, 2 maart 1847, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 25 november 2023.</ref>


== Onroerend goed ==
== Onroerend goed ==
Al vóór de Franse Tijd was Ephraim Daniel Pichot een vermogend man. Kort na zijn huwelijk in 1774 sloot hij bij twee Amsterdamse handelaren een lening af tot een bedrag van twintigduizend gulden,{{Refn|group=noot|In het jaar 1775 had ƒ 20.000,00 een koopkracht die vergelijkbaar is met ƒ 472.265,29 of € 214.304,65 in het jaar 2021.<ref>IISG, Collecties, Data, waarde gulden.</ref>}} waarvoor zijn vader borg stond.<ref>Borgstelling Jan Willem Pichot voor lening bij de handelaren mw. de weduwe Nicolas de Ruyter en dhr. Adriaan Floris Raap, 17 januari 1775 [ https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21df-d8d8-666d-e053-b784100a1840]</ref> Onderpand was de te verwachten opbrengst van de verkoop van zijn Surinaamse goederen. Het was gezien de staat van onderhoud en bestuur van deze plantages echter lastig die aandelen kwijt te raken. Acht jaar later betaalde zijn vader hem vijftigduizend gulden voor de aankoop van die goederen (1882).{{Refn|group=noot|Vijftigduizend gulden in 1782 had omgerekend in hedendaagse munt in 2021 de koopkracht van € 463.697,10.<ref>
Al vóór de Franse Tijd was Ephraim Daniel Pichot een vermogend man. Als jong officier in het garnizoen van Maastricht en 's-Hertogenbosch was hij ongetwijfeld ingekwartierd bij particulieren. Alleen de gewone soldaat woonde in de kazerne c.q. de barakken. Zijn oudste kinderen (een tweeling) werden geboren in 's-Hertogenbosch; de anderen in Maastricht, op de jongste zoon na. Deze werd in [[Bunde (Limburg)|Bunde]] geboren en ingeschreven in het doopregister van de Hervormde Gemeente te [[Meerssen (plaats)|Meerssen]], destijds als [[simultaankerk]] het kerkgebouw delend met de rooms-katholieke [[Basiliek van het H. Sacrament|parochie van Meerssen]].<ref name="duplessis"/> Mogelijk bezat hij in Bunde een buitenhuis.
[https://iisg.amsterdam/nl/onderzoek/projecten/hpw/calculate.php IISG, data, omrekentabel waarde van de gulden].</ref>}}


Als jong officier in het garnizoen van Maastricht (en korte tijd 's-Hertogenbosch) was hij ongetwijfeld ingekwartierd bij particulieren. Alleen de gewone soldaat woonde in de kazerne c.q. de barakken. Zijn oudste kinderen (een tweeling) werden geboren in 's-Hertogenbosch; de anderen op de jongste na in Maastricht. Aangenomen mag worden, dat Pichot een deel van zijn lening aanwendde voor de aankoop van onroerend goed in Maastricht. De jongste zoon werd in 1889 geboren in [[Bunde (Limburg)|Bunde]] en ingeschreven in het doopregister van de Hervormde Gemeente te [[Meerssen (plaats)|Meerssen]], destijds als [[simultaankerk]] het kerkgebouw delend met de rooms-katholieke [[Basiliek van het H. Sacrament|parochie van Meerssen]].<ref name="duplessis"/> Mogelijk bezat hij toen in Bunde een buitenhuis.
In de Franse Tijd lijkt hij zijn riante financiële status te hebben aangevuld, hetzij door zijn industriële of handelsactiviteiten, hetzij door de aankoop van [[nationale goederen]]. In 1818 behoorde hij in Maastricht tot de hoogst aangeslagen burgers voor de belasting, maar was zeker niet de meest kapitaalkrachtige in dit gezelschap. In de ranglijst van 178 personen stond hij op plaats 157.<ref>''Journal de la Province de Limbourg'', 11 september 1918.</ref><ref>{{Aut|N.J.P.M. (Nick) Bos}}, ''Notabele ingezetenen. Historische studies over Nederlandse elites in de negentiende eeuw'', Brunssum 1995, Dissertatie RU, meer speciaal: 'Rijkdom in revolutietijd, oude en nieuwe rijken in Maastricht, 1795-1814', pp. 172-221.</ref> In Maastricht bezat hij vanaf circa 1809 een statig en kapitaal pand aan de zuidzijde van de Rue Large ([[Bredestraat (Maastricht)|Bredestraat]]): nr. 811 (anno 2023: nr. 25, naast het Veilinghuis Dickhaut), dat vanwege de gevelsteen bekend stond als 'De Gulden Cop'. Het perceel Rue Large 811 liep vrij ver door naar het zuiden. Halverwege verbreedde het zich en omvatte hier een rijtje van zeven huizen aan de Lantaarnstraat, destijds de nrs. 787 t/m 794 (tegenwoordig: Lantaarnstraat 5 t/m 9).{{Refn|group=noot|Op de interactieve HisGiS-kaart, waarin de kadastergegevens van 1842 zijn verwerkt, wordt de omvang van het gehele perceel vermeld: 1.120 m². Eigenaar is in 1842 nog steeds Ephraim Daniel Pichot, "rentenier te Breede Straat". Zijn buren ter linker- en ter rechterzijde waren de rentenier Karel Poswick en de houtkoopman Lambertus Houtappel Botti; aan de overkant van de straat woonde burgemeester [[Hendrik Nierstrasz]].<ref>Zie interactieve kaart Maastricht op ''[https://hisgis.nl/kaartviewer/limburg/ hisgis.nl]''. Selecteer bij kaartlagen: 'Kadaster 1842 percelen (rood, open)', 'Kadaster 1842 gebouwen (naar soort)' en 'Luchtfoto'.</ref> Voor het herenhuis aan de Bredestraat was Pichot jaarlijks driehonderd francs belasting schuldig; voor de panden aan de Lantaarnstraat 291 francs.<ref>Gegevens ontleend aan: ''Staat van huiseigenaren, 1807-1809'' (manuscript, Frans Archief Maastricht) en het ''Register van Huisnummers te Maastricht, aangebracht in 1806, 1850 en 1888, aangevuld tot 1927'' (typeschrift J.L. Blonden, 1927). Beide Gemeentelijke Archiefdienst Maastricht, HCL, Maastricht.</ref>}}


In Maastricht bezat hij in 1802-1803 een statig en kapitaal pand aan de zuidzijde van de Rue Large ([[Bredestraat (Maastricht)|Bredestraat]]): nr. 21, dat vanwege de gevelsteen bekend stond als 'De Gulden Cop'.{{Refn|group=noot|Bij de volkstelling van 1802-1803 is zijn adres Rue Large 21. <ref>HCL, Frans Archief (1794-1814), toegangsnummer 03.01, inv.nr. 1046: Rue Large, nr. 21.</ref> Huisnummer 21 werd voor het opmaken van de Staat van huiseigenaren (1807-1809) in 1806 omgenummerd naar 811.<ref>HCL, Archief Municipaliteit Maastricht ("Frans Archief"), 1795-1814, toegangsnummer 20.006, inv.nr. 594: État General des Biens-fonds situés dans la ville de Maestricht, Rue Large.</ref> Anno 2023 is het nr. 25, naast het Veilinghuis Dickhaut.}} Het perceel liep vrij ver door naar het zuiden. Halverwege verbreedde het zich en omvatte hier een rijtje van zeven huizen aan de Lantaarnstraat, destijds de nrs. 787 t/m 794 (tegenwoordig: Lantaarnstraat 5 t/m 9).{{Refn|group=noot|Op de interactieve HisGiS-kaart, waarin de kadastergegevens van 1842 zijn verwerkt, wordt de omvang van het gehele perceel vermeld: 1.120 m². Eigenaar is in 1842 nog steeds Ephraim Daniel Pichot, "rentenier te Breede Straat". Zijn buren ter linker- en ter rechterzijde waren de rentenier Karel Poswick en de houtkoopman Lambertus Houtappel Botti; aan de overkant van de straat woonde burgemeester [[Hendrik Nierstrasz]].<ref>Zie interactieve kaart Maastricht op ''[https://hisgis.nl/kaartviewer/limburg/ hisgis.nl]''. Selecteer bij kaartlagen: 'Kadaster 1842 percelen (rood, open)', 'Kadaster 1842 gebouwen (naar soort)' en 'Luchtfoto'.</ref> Voor het herenhuis aan de Bredestraat was Pichot jaarlijks driehonderd francs belasting schuldig; voor de panden aan de Lantaarnstraat 291 francs.<ref>Gegevens ontleend aan: ''Staat van huiseigenaren, 1807-1809'', archief Municipaliteit Maastricht, toegangsnr. 20.006, inv.nr. 594. ''Register van huisnummers te Maastricht, aangebracht in 1806, 1850 en 1888, aangevuld tot 1927'' (typeschrift J.L. Blonden, 1927).</ref>}} Drie maanden na zijn overlijden in 1847 werd het pand openbaar verkocht.<ref>[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMCC01:048198132:mpeg21:p00004 Advertentie], in: ''Journal du Limbourg'', Maastricht, 10 juni 1847, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 25 november 2023.</ref>
Drie maanden na zijn overlijden in 1847 werd Bredestraat 25 openbaar verkocht.<ref>[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMCC01:048198132:mpeg21:p00004 Advertentie], in: ''Journal du Limbourg'', Maastricht, 10 juni 1847, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 25 november 2023.</ref>

In de Franse Tijd heeft hij mogelijk zijn financiële status aangevuld door industriële of handelsactiviteiten,{{Refn|group=noot|In 1815 had hij tenminste 40-50 personen in dienst.}} of door de aankoop van [[nationale goederen]]. In 1818 behoorde hij in Maastricht tot de hoogst aangeslagen burgers voor de belasting, maar was zeker niet de meest kapitaalkrachtige in dit gezelschap. In de ranglijst van 178 personen stond hij op plaats 157.<ref>''Journal de la Province de Limbourg'', 11 september 1918.</ref><ref>{{Aut|N.J.P.M. (Nick) Bos}}, ''Notabele ingezetenen. Historische studies over Nederlandse elites in de negentiende eeuw'', Brunssum 1995, Dissertatie RU, meer speciaal: 'Rijkdom in revolutietijd, oude en nieuwe rijken in Maastricht, 1795-1814', pp. 172-221.</ref>


== Wel of geen slavernijverleden? ==
== Wel of geen slavernijverleden? ==
Zoals veel geslachten van Nederlandse kolonisten in de zeventiende en achttiende eeuw, bezat het geslacht Pichot in Suriname diverse [[Lijst van plantages in Suriname|plantages]] (o.a. '[[Lust en Rust]]') en waren [[Geschiedenis van de Nederlandse slavernij#Slavernij in Suriname|slavenhouders]].{{Refn|group=noot|De gegevens in de paragraaf zijn genomen uit een reeks notariële akten die online te raadplegen zijn.<ref>[https://www.wiewaswie.nl/nl/zoeken/ Zoektermen o.a. 'Pichot'] op ''wiewaswie.nl'', geraadpleegd op 23 november 2023.</ref>}} Ephraim Daniels vader Jan Willem Pichot en diens stiefvader Salomon du Plessis woonden in Amsterdam,{{Refn|group=noot|Jan Willem Pichot was omstreeks 1870 definitief woonachtig te Amsterdam.<ref>[https://www.wiewaswie.nl/nl/zoeken/?advancedsearch=1 Zoektermen 'Pichot', 'Jan Willem' en 'Amsterdam'] op ''wiewaswie.nl''.</ref>}} maar bezaten tal van bezittingen in de kolonie. Ephraim Daniel erfde begin 1774 goederen van zijn grootmoeder van moederszijde, Susanna Nute, weduwe van Ephraim Comans Scherping.{{Refn|group=noot|In het doopregister wordt de naam gespeld als Nutty.<ref>[https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/index/nt00342/02612808-71be-102d-a0ea-005056a23d00?searchTerm=Beets Zoekterm 'Beets' op ''nationaalarchief.nl''], geraadpleegd op 23 november 2023.</ref>}} De berucht geworden plantagehoudster [[Susanna du Plessis]] (1739-1795), die niet alleen van haar puissant rijke vader Salomon du Plessis zou erven, maar tevens van haar broer Reinier Isaac du Plessis<ref>Testament Reinier Isaac du Plessis, 18 april 1787. Stadsarchief Amsterdam, notariële akte [
[[Bestand:Tropenmuseum Royal Tropical Institute Objectnumber 3348-17 De plantages 'Nijd en Spijt' en 'Alkmaar' (cropped).jpg|thumb|Buurplantages ''[[Nijd en Spijt]]'' en ''[[Alkmaar (Suriname)|Alkmaar]]'' aan de [[Commewijne (rivier)|Commewijnerivier]] in Suriname, ca. 1860. Nijd en Spijt werd in 1795 eigendom van Salomon Reinier Marius Pichot; Alkmaar was korte tijd in bezit van de Maastrichtenaar [[Willem Benjamin van Panhuys]]]]
Zoals veel geslachten van Nederlandse kolonisten in de zeventiende en achttiende eeuw, bezat de familie Pichot in Suriname diverse [[Lijst van plantages in Suriname|plantages]] (o.a. '[[Lust en Rust]]') en waren [[Geschiedenis van de Nederlandse slavernij#Slavernij in Suriname|slavenhouders]].{{Refn|group=noot|De gegevens in de paragraaf zijn genomen uit een reeks notariële akten die online te raadplegen zijn.<ref>[https://www.wiewaswie.nl/nl/zoeken/ Zoektermen o.a. 'Pichot'] op ''wiewaswie.nl'', geraadpleegd op 23 november 2023.</ref>}} Ephraim Daniels vader Jan Willem Pichot en diens stiefvader Salomon du Plessis woonden in Amsterdam, maar bezaten tal van bezittingen in de kolonie. Ephraim Daniel erfde begin 1774 goederen van zijn grootmoeder van moederszijde, Susanna Nute, weduwe van Ephraim Comans Scherping.{{Refn|group=noot|In het doopregister wordt de naam gespeld als Nutty.<ref>[https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/index/nt00342/02612808-71be-102d-a0ea-005056a23d00?searchTerm=Beets Zoekterm 'Beets' op ''nationaalarchief.nl''], geraadpleegd op 23 november 2023.</ref>}} Zij bezat de plantage Paracabo (of Paracouba). De berucht geworden plantagehoudster [[Susanna du Plessis]] (1739-1795), die het omvangrijke bezit van haar halfbroer Salomon zou erven, was een halfzuster van zijn vader. Een deel van haar bezit kwam na 1895 terecht bij de nog niet-volwassen kinderen van Ephraim Daniel.<ref name="duplessis">[https://www.stamboomduplessis.nl/15-pichot-du-plessis 'Pichot - du Plessis'] op ''stamboomduplessis.nl''. [https://web.archive.org/web/20230327031044/https://www.stamboomduplessis.nl/15-pichot-du-plessis Gearchiveerd] op 27 maart 2023.</ref>
https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21e2-29bd-666d-e053-b784100a1840 scan online]</ref> was een halfzuster van zijn vader. Het grootste deel van haar omvangrijke bezit kwam in 1795 terecht bij de zesjarige jongste zoon van Pichot.<ref name="duplessis">[https://www.stamboomduplessis.nl/15-pichot-du-plessis 'Pichot - du Plessis'] op ''stamboomduplessis.nl''. [https://web.archive.org/web/20230327031044/https://www.stamboomduplessis.nl/15-pichot-du-plessis Gearchiveerd] op 27 maart 2023.</ref>

Dat alles betekent echter niet, dat Ephraim Daniel Pichot 'dus ook' plantage- en slavenhouder is geweest. Het tegendeel lijkt het geval. Zeker, als jongeman van 21 bezat hij als onmondige erfgenaam van zijn grootmoeder een vierde deel van de koffieplantage '[[Lust en Rust]]', gelegen aan de [[Suriname (rivier)|Surinamerivier]], een vierde deel van de suikerplantage 'Parracabo', gelegen aan de [[Pauluskreek]],{{Refn|group=noot|[[Lust en Rust|Elders]] ook wel Paracouba genoemd.}} en een vierde deel van de plantageslaven en huurslaven te [[Paramaribo]].{{Refn|group=noot|Huurslaven waren tot slaaf gemaakten die door een plantage werden verhuurd in Paramaribo of elders. Het waren vaak personen die op de plantage een vak hadden geleerd als bv. timmerman, schoenmaker, koetsier, kok, of huispersoneel. Verhuur in de stad bracht meer geld op dan vasthouden op de plantage, waar anderen hun taak konden overnemen.}} Zolang hij minderjarig was, beheerden zijn voogden (zijn vader Jan Willem Pichot en diens stiefvader Salomon du Plessis) dit bezit. Maar toen hij in april 1774 als 22-jarige huwde, werd hij vervroegd meerderjarig{{Refn|group=noot|Volledig meerderjarig werd men in die dagen met 25 jaar; voor een huwelijk had men tot dertig jaar toestemming van de ouders of voogd nodig.<ref>[ https://www.groningerarchieven.nl/actueel/blog/556-v-van-venia-aetatis-meerderjarigheidsverklaring#:~:text=In%20het%20begin%20van%20de,van%20hun%20ouders%20of%20voogden. V van Venia aetatis]</ref>}} en kwam dus in het bezit van zijn erfenis. Vanaf dat moment heeft hij geprobeerd deze bezittingen te verkopen. De voogdij verviel bij zijn huwelijk, maar reeds op 24 juni tekende hij te Amsterdam twee notariële akten waarbij het beheer voorlopig gecontinueerd zou worden door de eerdere zaakgelastigden.{{Refn|group=noot|Aanstelling van Jan Willem Pichot en Salomon du Plessis als zaakgelastigden in Nederland (24 juni 1774)<ref>Stadsarchief Amsterdam, notariële akten, [https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21df-ee3d-666d-e053-b784100a1840 scan online]</ref> en in Suriname van Frederik Cornelis Stolkert (2e echtgenoot van Susanna du Plessis). Als eventuele reserve gold daar Christoffel Nagel (24 juni 1774) <ref>Stadsarchief Amsterdam, notariële akten, [https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21e3-337a-666d-e053-b784100a1840 scan online]</ref>}} De hierboven genoemde lening die Pichot in januari 1775 afsloot, had als onderpand de opbrengst van zijn goederen in Suriname. De zaken vlotten niet erg. Begin 1777 ontsloeg hij zijn Surinaamse zaakgelastigde Stolkert en gaf het beheer daar volledig in handen van Christoffel Nagel, met de expliciete opdracht alles zo snel mogelijk te verkopen.{{Refn|group=noot|Nadrukkelijke beëindiging van elke bemoeienis door Stolkert en opdracht aan Nagel de aandelen in plantages en slaven te verkopen.<ref>Stadsarchief Amsterdam, notariële akten, 23 mei 1777 [https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21e0-f198-666d-e053-b784100a1840 scan online</ref>}} Er schijnt weinig belangstelling voor te zijn geweest. De eigendom van deze plantages was inmiddels verregaand versnipperd en ze werden slecht beheerd. Uiteindelijk kocht zijn vader het bezit met ingang van 1 mei 1782: het 4e deel van de plantage 'Rust en Lust', idem van de plantage 'Parracabo' '' 'ende der zelver gebouwen, bepotingen, beplantingen, slaven, zoo mans, wijver en kinderen, de verhuurslaven aan Paramaribo, daaronder mede begrepen vee, gereedschappen, meubilen, provisiën, en alle verdere ap- en dependentiën' '',<ref>Stadsarchief Amsterdam, notariële akten, [https://www.wiewaswie.nl/nl/zoeken/?advancedsearch=1 scan online].</ref> voor de som van 50.000 gulden.


Men kan zich afvragen waarom Pichot op 22-jarige leeftijd zijn koloniale bezittingen wilde verkopen, wat hem uiteindelijk pas op zijn dertigste lukte. Het is mogelijk dat hij gewoon wilde beschikken over het kapitaal en dat wilde investeren in een minder klimaat- en conjunctuurgevoelige belegging. De door hem in januari 1775 aangegane lening lijkt dit te bevestigen. Het is echter ook mogelijk dat hij daarnaast al vroeg de overtuiging kreeg dat slavernij mensonterend was. Hij had in zijn prille jeugdjaren ongetwijfeld het reilen en zeilen op een plantage en de behandeling van slaven van dichtbij meegemaakt, al had hij er misschien niet veel van begrepen. Hoe het ook zij: duidelijk is, dat Ephraim Daniel Pichot als volwassene slechts acht jaar zijdelings betrokken is geweest bij de arbeid van slaven op Surinaamse plantages, of als (huis)bedienden/werknemers in Paramaribo. Het grootste deel van die acht jaar besteedde hij vergeefs aan het zich los maken van dergelijke bezittingen.
Dat alles betekent echter niet, dat Ephraim Daniel Pichot 'dus ook' plantage- en slavenhouder is geweest. Het tegendeel lijkt het geval. Als jongeman bezat hij – als erfgenaam van zijn moeder en grootmoeder – een vierde deel van de koffieplantage '[[Lust en Rust]]', gelegen aan de [[Suriname (rivier)|Surinamerivier]], een vierde deel van de suikerplantage 'Parracabo', gelegen aan de [[Pauluskreek]], van de plantageslaven en van de huurslaven bij [[Paramaribo]]. Zolang hij minderjarig was, beheerden zijn voogden (zijn vader Jan Willem Pichot en diens stiefvader Salomon du Plessis) dit bezit. Door zijn huwelijk in 1774 werd hij vervroegd meerderjarig en benoemde al snel enkele familieleden in Suriname als zijn vertegenwoordigers. Zij kregen de expliciete opdracht alles zo snel mogelijk te verkopen (1777). Kennelijk vlotte dat niet erg, want uiteindelijk kocht zijn vader het bezit met ingang van 1 mei 1782: het 4e deel van 'Rust en Lust', idem van 'Paracabo' '' 'ende der zelver gebouwen, bepotingen, beplantingen, slaven, zoo mans, wijver en kinderen, de verhuurslaven aan Paramaribo, daaronder mede begrepen vee, gereedschappen, meubilen, provisiën, en alle verdere ap- en dependentiën' '', voor de som van 50.000 gulden.<ref>Gemeentearchief Amsterdam, notariële akten, [https://www.wiewaswie.nl/nl/zoeken/?advancedsearch=1 scan online].</ref>{{Refn|group=noot|Vijftigduizend gulden was in 1782 een enorm kapitaal. Omgerekend in hedendaagse munt had het in 2021 de koopkracht van € 463.697,10.<ref>
[https://iisg.amsterdam/nl/onderzoek/projecten/hpw/calculate.php IISG, data, omrekentabel waarde van de gulden].</ref>}}


De bemoeienis met Suriname kreeg een onverwacht vervolg, toen Pichot ruim vijftig jaar later de 'eenigste en beneficiaire erfgenaam' van zijn zoon Quirijn George bleek te zijn (1834). Hij was inmiddels 81 en wilde er niets mee van doen hebben. Hij benoemde zijn schoonzoon F.N.L. Aberson (Haarlem) en F.G. Pichot l'Espinasse (Paramaribo){{Refn|group=noot|F.G. Pichot l'Espinasse was net als Quirin Pichot administrateur van beroep, zij het waarschijnlijk een generatie later. Gezien de achternaam is er mogelijk een falierelatie geweest.}} gezamenlijk tot executeurs en gemachtigden, om namens hem de 'Boedel Q.G. Pichot' af te handelen.<ref>Nieuwe Surinaamsche Courant, 8 januari 1835.</ref>
Men kan zich afvragen waarom Pichot op 24-jarige leeftijd zijn koloniale bezittingen wilde verkopen, wat hem uiteindelijk pas vijf jaar later lukte. Het is natuurlijk mogelijk dat hij gewoon wilde beschikken over het kapitaal en dat wilde investeren in een minder klimaat- en conjunctuurgevoelige belegging. Het is echter ook mogelijk dat hij al vroeg de overtuiging kreeg dat slavernij mensonterend was. Hij had in zijn vormende jeugdjaren ongetwijfeld het reilen en zeilen op een plantage en de behandeling van slaven van dichtbij meegemaakt. Hoe het ook zij: duidelijk is, dat Ephraim Daniel Pichot als volwassene slechts enkele jaren betrokken is geweest bij de arbeid van slaven op plantages en als (huis)bedienden/arbeiders. Jaren die hij dus besteedde aan het zich los maken van dergelijke 'bezittingen'.


== Nageslacht ==
== Nageslacht ==
Ephraim Daniel Pichot trad op 25 april 1774 te [[Valkenburg (Limburg)|Valkenburg]] in het huwelijk met jonkvrouwe Sara Louisa Marie Desselers, geboren Hesselberg (Valkenburg, 1753 - Maastricht, 1814). De oudste twee kinderen, een tweeling, werden op 13 november van dat jaar geboren. Het echtpaar Pichot-Hesselberg kreeg uiteindelijk elf kinderen. <ref name="duplessis"/>
Ephraim Daniel Pichot trad op 25 april 1774 te [[Valkenburg (Limburg)|Valkenburg]] in het huwelijk met jonkvrouwe Sara Louisa Marie Desselers, geboren Hesselberg (Valkenburg, 1753 - Maastricht, 1814). De oudste twee kinderen, een tweeling, werden op 13 november van dat jaar geboren. Het echtpaar Pichot-Hesselberg kreeg uiteindelijk elf kinderen. <ref name="duplessis"/> {{Refn|group=noot|De roepnamen zijn deels gebaseerd op de volkstelling van het jaar XI (23 september 1802-23 september 1803. HCL, Frans Archief Maastricht (1794-1814), toegangsnummer 03.01, inv.nr. 1046: Rue Large, nr. 21.}}
# Johanna (gedoopt 16 november 1774-?), een van een tweeling; andere kind onbekend
# Johan Willem Pichot (1774-?)
# Jeanne Louise Pichot (1774-1835), gehuwd met Corneille Heereman (1761-1830), 5 kinderen
# Jeanne Louise Pichot (1774-1835), gehuwd met Corneille Heereman (1761-1830), 5 kinderen
# Quirijn George Pichot (Maastricht, 1776 - Nijmegen, 1834), administrateur plantages en lid van het Hof van Politie in Suriname, huwde 1) Clasina Susanna Lemmers (* Bergen op Zoom ?), overleden (61) te Paramaribo op 3 december 1828;<ref>De wapenheraut, jrg. 20 (1916) p. 90. Geraadpleegd op Delpher op 10-12-2023 [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB26:000398001:00007].</ref> 2) Louise Henriette Spiering (Haarlem, 1792 - Haarlem, 1838){{Refn|group=noot|Louise Henriette Spiering huwde eerder in 1810 Jan Pieter Hendrik Kleine, secretaris van de gouverneur van Suriname, die in 1824 overleed.<ref>DNL 43 (1925) p. 60.</ref>}} Hij bleef kinderloos.
# [[Pichot#Quirin George Pichot|Quirijn George Pichot]] (roepnaam: Quirin) (Maastricht, 1776 - Nijmegen, 1834), administrateur plantages en lid van het Hof van Politie in Suriname, huwde 1) Clasina Susanna Lemmers (Bergen op Zoom, ca 1767-Paramaribo 1828);<ref>De wapenheraut, jrg. 20 (1916) p. 90. Geraadpleegd op Delpher op 10-12-2023 [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB26:000398001:00007].</ref> 2) huwde op 22 maart 1829 Louise Henriette Spiering (Haarlem, 1792 - Haarlem, 1838){{Refn|group=noot|Louise Henriette Spiering huwde eerder in 1810 Jan Pieter Hendrik Kleine, secretaris van de gouverneur van Suriname, die in 1824 overleed.<ref>DNL 43 (1925) p. 60.</ref>}} <ref>Advertentie. "Opregte Haarlemsche Courant". Haarlem, 28-05-1829, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 13-12-2023 [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010515780:mpeg21:p002%3E]</ref> Hij bleef kinderloos.
# Frederic August Pichot (1777-1837), controleur waarborg voor gouden en zilveren werken, gehuwd met jkvr. Johanna Cornelia Hubertina [[Hesselt van Dinter]], 1776-1843, 5 kinderen
# Frederic August Pichot (1777-1837), controleur waarborg voor gouden en zilveren werken, gehuwd met jkvr. Johanna Cornelia Hubertina [[Hesselt van Dinter]], 1776-1843, 5 kinderen
# Daniel Louis Pichot (1779-1856), distillateur, militair, commissaris van politie te Schiedam, gehuwd met Henrietta Lucretia Pichot (1782-1834), 6 kinderen
# Daniel Louis Pichot (1779-1856), distillateur, militair, commissaris van politie te Schiedam, gehuwd met Henrietta Lucretia Pichot (1782-1834),{{Refn|group=noot|In Schiedam bestaat een Daniel Pichotstraat. Deze is echter vernoemd naar een zeevarende, achttiende-eeuwse voorvader, een generatiegenoot van Jan Willem Pichot.<ref>[https://www.rijnmond.nl/nieuws/1688137/schiedamse-familie-pichot-bezat-in-suriname-honderden-tot-slaaf-gemaakten]</ref>}} 6 kinderen.
# Sigismunda Jeanne Catharina Pichot (1780-1875), gehuwd met Samuel Paulus Pichot Lespinasse (1772-1835), 6 kinderen
# Sigismunda Jeanne Catharina Pichot (1780-1875), gehuwd met Samuel Paulus Pichot Lespinasse (1772-1835), 6 kinderen
# Carel Quirijn Pichot (1782-1802), overleden in Paramaribo
# Carel Quirijn Pichot (1782-1802), overleden in Paramaribo
# Frederik Cornelis Marie Pichot (1784-1845), belastingontvanger, burgemeester van Amby, ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw,<ref>[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMCC01:048190073:mpeg21:p00004 Burgerlijke stand: sterfgevallen 23 maart 1840], in: ''Journal du Limbourg'', Maastricht, 26 maart 1840, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 25 november 2023.</ref> gehuwd met Cornelia Eleonora [[van Slijpe]] (1784-1840), dochter van de Maastrichtse burgemeester [[Godart van Slijpe]], 5 kinderen {{Refn|group=noot|De vijfde zoon, Frederik Cornelis Marie Pichot, zorgde er door zijn huwelijk met jonkvrouwe Cornelia Eleonora van Slijpe voor dat het adellijk geslacht [[Van Slijpe]] voortgezet werd als '''Pichot van Slijpe''', dat echter in 1969 uitstierf in de mannelijke lijn.}}
# Frederik Cornelis Marie Pichot (roepnaam: Corneille) (1784-1845), luitenant-kolonel Schutterij Maastricht, belastingontvanger te Maastricht (1828), burgemeester van Amby, ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw,<ref>[https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMCC01:048190073:mpeg21:p00004 Burgerlijke stand: sterfgevallen 23 maart 1840], in: ''Journal du Limbourg'', Maastricht, 26 maart 1840, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 25 november 2023.</ref> gehuwd met Cornelia Eleonora [[van Slijpe]] (1784-1840), dochter van de Maastrichtse burgemeester [[Godart van Slijpe]], 5 kinderen {{Refn|group=noot|De vijfde zoon, Frederik Cornelis Marie Pichot, zorgde er door zijn huwelijk met jonkvrouwe Cornelia Eleonora van Slijpe voor dat het adellijk geslacht [[Van Slijpe]] voortgezet werd als '''Pichot van Slijpe''', dat echter in 1969 uitstierf in de mannelijke lijn.}}
# Sophie Dorothé Pichot (1785-1865), gehuwd met de Fransman Louis-Joseph Moraux (1770-1823), belastingontvanger, lid ''conseil de préfecture'', voorzitter vrijmetselaarsloge 'La Constance', 3 kinderen
# Sophie Dorothée Pichot (1785-1865), gehuwd met de Fransman Louis-Joseph Moraux (1770-1823), belastingontvanger, lid ''conseil de préfecture'', voorzitter vrijmetselaarsloge 'La Constance', 3 kinderen
# Marie Henriette Alexandrine Pichot (roepnaam: Henriëtte) (1787-1863) huwde in 1816 Frederik Nicolaas Lucretius Aberson (1779-1859){{Refn|group=noot|F.N.L. Aberson, bij zijn huwelijk generaal-majoor bij de Landmacht (Staf Infanterie), was beroepsofficier tijdens het Franse [[Koninkrijk Holland]], het [[Eerste Franse Keizerrijk]] en het [[Koninkrijk der Nederlanden]]. Hij was onder meer commandant van de schutterij te Amsterdam (1802), commandant van de vesting Amsterdam (1825) en inspecteur-generaal bij het Corps Marechaussee (1829. In 1840 ging hij met pensioen. Eerbewijzen: [[Legioen van Eer]] (1802) wegens deelname aan 17 veldtochten; [[Militaire Willemsorde]] (1815), na de [[Slag bij Waterloo]].<ref>Nationaal Archief, Stamboek
# Marie Henriette Alexandrine Pichot (1787-1863)
Landmacht: Stamboeken Officieren (BRIOP), 1813-1924, archief 2.13.04, inventaris­num­mer 702, folio 80. Permalink [https://hdl.handle.net/10648/6455759e-a361-102d-86a4-0050569c51dd]</ref>}}
# Salomon Reinier Marius Pichot (1789-1845), wiens familienaam kort na zijn geboorte gewijzigd werd in Pichot du Plessis, rechter te Maastricht, [[Lijst van burgemeesters van Cadier en Keer|burgemeester van Cadier en Keer]], bouwheer [[Huis Blankenberg]]; huwde in 1812 te Maastricht Sara Alexandrine [[Collard]] (ca. 1789-1831), 8 kinderen
# [[Pichot#Salomon Reinier Marius Pichot du Plessis|Salomon Reinier Marius Pichot]] (roepnaam: Marius) (1789-1845), wiens familienaam kort na zijn geboorte gewijzigd werd in Pichot du Plessis, rechter te Maastricht (1817),<ref>Journal de la Province de Limbourg, 'Maestricht, le 2 août..'. Maastricht, 03-08-1817, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 29-12-2023, [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010044521:mpeg21:p004].</ref> [[Lijst van burgemeesters van Cadier en Keer|burgemeester van Cadier en Keer]] (1829-1831?), bouwheer [[Huis Blankenberg]]; huwde in 1812 te Maastricht Sara Alexandrine [[Collard]] (ca. 1789-1831), 8 kinderen


== Nalatenschap ==
== Nalatenschap ==
[[Bestand:2016 Bredestraat 25, Maastricht (cropped).jpg|thumb|170px|[[Bredestraat (Maastricht)|Bredestraat]] 25 anno 2016]]
[[Bestand:2016 Bredestraat 25, Maastricht (cropped).jpg|thumb|170px|[[Bredestraat (Maastricht)|Bredestraat]] 25 anno 2016]]
* Pichots portret werd in 1909 door [[Henri Goovaerts]] (1865-1912) geschilderd naar een oudere tekening in het bezit van dhr. M. Pichot du Plessis. Het in opdracht van het Maastrichtse gemeentebestuur vervaardigde olieverfschilderij bevindt zich in de burgemeestersportrettengalerij in het [[Stadhuis van Maastricht]].<ref>[https://www.henrigoovaerts.nl/nl/detail/239 'Portret van Ephraim Daniel Pichot (1753-1841)'] op ''henrigoovaerts.nl''.</ref><ref>[https://rkd.nl/nl/explore/images/149378 'Portret van Ephraim Daniel Pichot (1753-1841)'] op ''rkd.nl''. [https://web.archive.org/web/20230628182921/https://rkd.nl/nl/explore/images/149378 Gearchiveerd] op 28 juni 2023.</ref> Waar het origineel is gebleven, is niet bekend.
* Pichots portret werd in 1909 door [[Henri Goovaerts]] (1865-1912) geschilderd naar een oudere tekening in het bezit van dhr. M. Pichot du Plessis. Het in opdracht van het Maastrichtse gemeentebestuur vervaardigde olieverfschilderij bevindt zich in de burgemeestersportrettengalerij in het [[Stadhuis van Maastricht]].<ref>[https://www.henrigoovaerts.nl/nl/detail/239 'Portret van Ephraim Daniel Pichot (1753-1841)'] op ''henrigoovaerts.nl''.</ref><ref>[https://rkd.nl/nl/explore/images/149378 'Portret van Ephraim Daniel Pichot (1753-1841)'] op ''rkd.nl''. [https://web.archive.org/web/20230628182921/https://rkd.nl/nl/explore/images/149378 Gearchiveerd] op 28 juni 2023.</ref> Waar de originele tekening is gebleven, is niet bekend.
* Het herenhuis [[Bredestraat (Maastricht)|Bredestraat]] 25 bestaat nog steeds en is een [[rijksmonument]]. Volgens de [[Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed]] dateert het pand uit het eerste kwart van de negentiende eeuw.<ref>{{link rijksmonument|id=26842}}.</ref> Mogelijk werd het in opdracht van Pichot gebouwd of vernieuwd. Delen van de smalle en langgerekte achterbouw zijn mogelijk ouder. De panden Lantaarnstraat 5 t/m 9 lijken eerder nieuw of recent vernieuwd.
* Het herenhuis [[Bredestraat (Maastricht)|Bredestraat]] 25 bestaat nog steeds en is een [[rijksmonument]]. Volgens de [[Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed]] dateert het pand uit het eerste kwart van de negentiende eeuw.<ref>{{link rijksmonument|id=26842}}.</ref> Mogelijk werd het in opdracht van Pichot gebouwd of vernieuwd. Delen van de smalle en langgerekte achterbouw zijn mogelijk ouder en lagen deels in de Lantaarnstraat. De panden Lantaarnstraat 5 t/m 9 lijken sindsdien vernieuwd.
* Enkele grafstenen van de families Pichot en Van Slijpe rondom de [[Sint-Walburgakerk (Maastricht)|Sint-Walburgakerk]] in [[Amby]] zijn onderdeel van een rijksmonument.<ref>{{link rijksmonument|id=28031}}.</ref>
* Enkele grafstenen van de families Pichot en Van Slijpe rondom de [[Sint-Walburgakerk (Maastricht)|Sint-Walburgakerk]] in [[Amby]] zijn onderdeel van een rijksmonument.<ref>{{link rijksmonument|id=28031}}.</ref>
* In de buurt [[Wittevrouwenveld]] in [[Maastricht-Oost]] is sinds 1947 een straat naar hem genoemd, de Schepen Pichotstraat.<ref name="Panhuysen222"/>
* In de buurt [[Wittevrouwenveld]] in [[Maastricht-Oost]] is sinds 1947 een straat naar hem genoemd, de Schepen Pichotstraat.<ref name="Panhuysen222"/>


== Trivia ==
== Trivia ==
* In 1774 schreef Jan Willem Pichot eigenhandig een geheim codicil bij zijn (niet nader bekend) testament,<ref>'Akte van indorsatie van een besloten testament, 11 mei 1774'. Stadsarchief Amsterdam, notariële akte,
[https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21e0-045b-666d-e053-b784100a1840 scan online]</ref> waarbij hij zijn zoon expliciet onterfde met betrekking tot de buitenplaats Liezigt, gelegen langs de Amsterdamse/Haarlemmer Trekvaart, 'over het Tolhek onder Spaarnewoude', die hij waarschijnlijk in mei 1773 had aangekocht.<ref>Advertentie. "Oprechte Haerlemsche courant". Haerlem, 04-05-1773, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 29-12-2023, [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010800176:mpeg21:p002 tekst online]</ref> Hij bepaalde dat zijn zoon nimmer dat buiten mocht bezitten of zelfs bewonen. Het moest na zijn overlijden worden verkocht ten bate van de Diaconie Armen der Nederduitse gereformeerde gemeente te Amsterdam.<ref>Tekst codicil, Stadsarchief Amsterdam, notariële akte, 19 oktober 1775 [https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21df-e5aa-666d-e053-b784100a1840 scan online]</ref> Frappant is dat Pichot sr. in de volgende jaren dit geheime codicil meermaals opnieuw bij een notaris liet passeren. Het waarom van deze uitsluiting is niet duidelijk.{{Refn|group=noot|Het is mogelijk dat vader Pichot er niet gelukkig mee was dat zijn zoon, die mogelijk een academische graad behaalde, daarna een goed betalend ambt in de stad afwees en koos voor een militaire loopbaan. Deze gedeeltelijke onterving kan een voorgenomen strafmaatregel zijn geweest, die in later jaren verviel.}} Jan Willem Pichot zou Liezigt uiteindelijk verkopen in 1783.<ref>Familiebericht. "Diemer- of Watergraafs-meersche courant". Amsterdam, 23-06-1783, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 29-12-2023, [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010721033:mpeg21:p002 tekst online]</ref>
* In september 1817 ontstond in de [[Groote Sociëteit (Maastricht)|Groote Sociëteit]] op het [[Vrijthof (Maastricht)|Vrijthof]] een ruzie tussen Pichot en graaf Van Dam, de [[Lijst van garnizoenscommandanten van Maastricht|commandant der vesting]]. Pichot ondervroeg Van Dam over de militaire zaken van de stad, wat die laatste onbetamelijk vond. Van Dam had een zweepje bij zich en sloeg Pichot daarmee op de benen, uitroepend: "Je vous pulveriserai, vous croyez être des Bourguemaîtres d'Amsterdam. Je me fous des Bourguemaîtres!"<ref>Kessels-Van der Heijde (2002), p. 99.</ref>
* In september 1817 ontstond in de [[Groote Sociëteit (Maastricht)|Groote Sociëteit]] op het [[Vrijthof (Maastricht)|Vrijthof]] een ruzie tussen Pichot en graaf Van Dam, de [[Lijst van garnizoenscommandanten van Maastricht|commandant der vesting]]. Pichot ondervroeg Van Dam over de militaire zaken van de stad, wat die laatste onbetamelijk vond. Van Dam had een zweepje bij zich en sloeg Pichot daarmee op de benen, uitroepend: "Je vous pulveriserai, vous croyez être des Bourguemaîtres d'Amsterdam. Je me fous des Bourguemaîtres!"<ref>Kessels-Van der Heijde (2002), p. 99.</ref>
* Toen Pichot en zijn vriend Van Engelshoven in 1833 tijdens een jachtpartij een herberg bezochten in de omgeving van [[Beek (Limburg)|Beek]], ontstond een schermutseling met de plaatselijke veldwachter Wijnen, die hun wapenvergunning wilde controleren. In het daarop volgende gevecht liep Wijnen flinke klappen op.<ref>Verbeet (1978), p. 280.</ref>
* Toen Pichot (dan 80) en zijn vriend Van Engelshoven in 1833 tijdens een jachtpartij een herberg bezochten in de omgeving van [[Beek (Limburg)|Beek]], ontstond na een aanvankelijk vriendelijk aangeboden borrel een schermutseling met de plaatselijke veldwachter Wijnen, die hun wapenvergunning wilde controleren. In het daarop volgende gevecht liep Wijnen flinke klappen op. Het conflict had overigens minder te maken met de (on)geldigheid van de vergunning, dan met de haat die tijdens de [[Belgische Opstand]] op het katholieke Limburgse platteland heerste tegen deze protestantse, Oranjegezinde 'Hollanders'.<ref>Verbeet (1978), p. 280.</ref>


== Bronnen, noten en verwijzingen ==
== Bronnen, noten en verwijzingen ==
{{Appendix||2=
{{Appendix||2=
;Geraadpleegde literatuur
;Geraadpleegde literatuur
* {{aut|Jacobs, Lambert}} (2018): ''Charles Roemers (1748-1838). Een Maaslandse regent in roerige tijden'' (dissertatie), Maaslandse Monografieën #84. Verloren, Hilversum. {{ISBN|9789087047474}} ([https://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/191035/191035.pdf?sequence=1 online tekst])
* {{aut|Jacobs, Lambert}} (2018): ''Charles Roemers (1748-1838). Een Maaslandse regent in roerige tijden'' (proefschrift). Maaslandse Monografieën #84. Verloren, Hilversum. {{ISBN|9789087047474}} ([https://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/191035/191035.pdf?sequence=1 online tekst])
* {{aut|Kessels-Van der Heijde, M.C.A.}} (2002): ''Maastricht, Maestricht, Mestreech. De taalverhoudingen tussen Nederlands, Frans en Maastrichts in de negentiende eeuw'' (proefschrift). Maaslandse Monografieën #65. Verloren, Hilversum. {{ISBN|90-6550-713-2}} ([https://web.archive.org/web/20211231013523/https://www.shclimburg.nl/sites/shclimburg.nl/files/maaslandse-monografieen/MM%2065%20def.pdf online tekst] op ''shclimburg.nl'', gearchiveerde link)
* {{aut|Kessels-Van der Heijde, M.C.A.}} (2002): ''Maastricht, Maestricht, Mestreech. De taalverhoudingen tussen Nederlands, Frans en Maastrichts in de negentiende eeuw'' (proefschrift). Maaslandse Monografieën #65. Verloren, Hilversum. {{ISBN|90-6550-713-2}} ([https://web.archive.org/web/20211231013523/https://www.shclimburg.nl/sites/shclimburg.nl/files/maaslandse-monografieen/MM%2065%20def.pdf online tekst] op ''shclimburg.nl'', gearchiveerde link)
* {{aut|Morreau, L.J.}} (1979): ''Bolwerk der Nederlanden''. Van Gorcum, Assen. {{ISBN|90-232-1698-9}}
* {{aut|Morreau, L.J.}} (1979): ''Bolwerk der Nederlanden''. Van Gorcum, Assen. {{ISBN|90-232-1698-9}}
* {{aut|[[Titus Panhuysen|Panhuysen, T.]], P. Dingemans, S. Minis en E. Sprenger}} (2013): ''De straatnamen van Maastricht, hun herkomst en betekenis''. Historische Kring Maastricht van het [[Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap|Koninklijk Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap]], Maastricht. {{ISBN|978-90-71581-16-8}}
* {{aut|[[Titus Panhuysen|Panhuysen, T.]], P. Dingemans, S. Minis en E. Sprenger}} (2013): ''De straatnamen van Maastricht, hun herkomst en betekenis''. Historische Kring Maastricht van het [[Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap|Koninklijk Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap]], Maastricht. {{ISBN|978-90-71581-16-8}}
* {{aut|Schaapveld, Kees}} (2017): ''Bestuur en bestuurders in Nedermaas, 1794-1814. Met bijzondere aandacht voor het lokale bestuur in het kanton Wittem/Gulpen.'' (Maaslandse monografieën, 83). Hilversum, Verloren. {{ISBN|978-90-8704-689-7}}
* {{aut|Schaapveld, Kees}} (2017): ''Bestuur en bestuurders in Nedermaas, 1794-1814. Met bijzondere aandacht voor het lokale bestuur in het kanton Wittem/Gulpen.'' (proefschrift). Maaslandse monografieën, #83. Hilversum, Verloren. {{ISBN|978-90-8704-689-7}}
* {{aut|Spiertz, M.G.}} (1964): ''Maastricht in het vierde kwart van de achttiende eeuw. Kerkelijke, politieke en sociale verhoudingen 1775-1801''. Maaslandse Monografieën #1. Van Gorcum, Assen ([https://web.archive.org/web/20211231014052/https://www.shclimburg.nl/sites/shclimburg.nl/files/maaslandse-monografieen/MM%2001%20def.pdf online tekst] op ''shclimburg.nl'', gearchiveerd)
* {{aut|Spiertz, M.G.}} (1964): ''Maastricht in het vierde kwart van de achttiende eeuw. Kerkelijke, politieke en sociale verhoudingen 1775-1801'' (proefschrift), Maaslandse Monografieën #1. Van Gorcum, Assen ([https://web.archive.org/web/20211231014052/https://www.shclimburg.nl/sites/shclimburg.nl/files/maaslandse-monografieen/MM%2001%20def.pdf online tekst] op ''shclimburg.nl'', gearchiveerd)
* {{aut|[[Pierre Ubachs|Ubachs, P.J.H.]], en [[Ingrid Evers|I.M.H. Evers]]}} (2005): ''[[Historische Encyclopedie Maastricht]]''. Walburg Pers, Zutphen. {{ISBN|90-5730-399-X}}
* {{aut|[[Pierre Ubachs|Ubachs, P.J.H.]], en [[Ingrid Evers|I.M.H. Evers]]}} (2005): ''[[Historische Encyclopedie Maastricht]]''. Walburg Pers, Zutphen. {{ISBN|90-5730-399-X}}
* {{aut|Verbeet, G.J.B.}} (1978): ''Limburg op de tweesprong. Welvaart en politiek dilemma 1814-1839'' (proefschrift). Veldeke/V&D, Maastricht ([https://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/147545/mmubn000001_025250175.pdf online tekst] op ''repository.ubn.ru.nl'')
* {{aut|Verbeet, G.J.B.}} (1978): ''Limburg op de tweesprong. Welvaart en politiek dilemma 1814-1839'' (proefschrift). Veldeke/V&D, Maastricht ([https://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/147545/mmubn000001_025250175.pdf online tekst] op ''repository.ubn.ru.nl'')

Huidige versie van 29 aug 2024 om 23:10

Ephraim Daniel Pichot
Pichot, in 1909 geschilderd door Henri Goovaerts naar een oudere tekening (portrettengalerij Stadhuis Maastricht)
Pichot, in 1909 geschilderd door Henri Goovaerts naar een oudere tekening (portrettengalerij Stadhuis Maastricht)
Algemeen
Geboren Paramaribo, 21 januari 1753
Overleden Maastricht, 27 februari 1847
Partij regeringsgezind[1]
Religie protestants (lid Waalse kerk)
Functies
1815-1844 gemeenteraadslid van Maastricht[2]
1815-1821 mede-burgemeester van Maastricht
1822-1835 schepen van Maastricht[2]
1815-1816 Provinciale Statenlid Noord-Brabant
1816-1820 Provinciale Statenlid Limburg
Officiële website
Portaal  Portaalicoon   Politiek
Maastricht

Ephraim Daniel (roepnaam: Daniel) Pichot (Paramaribo, 21 januari 1753 - Maastricht, 27 februari 1847) was een Nederlands militair, politicus en bestuurder. Hij was onder andere rechter, mede-burgemeester van Maastricht en schepen van Maastricht en lid van Provinciale Staten van Noord-Brabant en Limburg.

Ephraim Daniel Pichot was een telg uit het van oorsprong Franse hugenotengeslacht Pichot, waarvan leden eind zeventiende eeuw via Amsterdam in de kolonie Suriname terechtkwamen. Hij was de enige zoon van Jan Willem Pichot (1730-1802) en Anna Maria van der Beets (1725-1758). Drie zusjes zouden hun eerste levensjaar niet overleven. Zijn moeder overleed toen hij nog geen vijf jaar oud was. Twee jaar later, in 1760, nam zijn vader hem op een zakenreis mee naar Amsterdam, waar hij de zevenjarige jongen voor zijn opvoeding en onderwijs onderbracht bij een zakenvriend. Pichot sr. ging terug naar zijn suikerplantage Rac a Rac in Suriname, de kleine Daniel bleef achter, maar had in Amsterdam wel contact met zijn aangetrouwde grootvader Salomon du Plessis, de stiefvader van zijn vader.[3]

Daniel Pichot koos voor een militaire loopbaan in het Staatse leger van de Republiek. Het was een leger van huurlingen: (inter)nationale beroepsmilitairen die tekenden voor een bepaalde periode. Aanvankelijk diende Pichot in 1774 als ritmeester bij de cavalerie in het garnizoen te Maastricht.[4] Hij huwde op 24 april 1774 als 22-jarige te Valkenburg en was eind dat jaar waarschijnlijk gedetacheerd in Den Bosch, daar zijn eerste kinderen (een tweeling) daar werden geboren. Enkele jaren later werd hij als luitenant benoemd bij het garnizoen te Maastricht.[5] In acht jaar bracht hij het tot kapitein der Staatse cavalerie, maar in 1782 blijkt hij een punt gezet te hebben achter deze carrière.[noot 1]

Over Pichots activiteiten na 1782 en tijdens de twintig jaren die de Franse Tijd in Limburg duurde (1794-1814), is weinig met zekerheid te zeggen. Bij de komst van de Fransen in 1794 zou hij, om het strijdgewoel te ontlopen, met zijn familie Maastricht kortstondig hebben verlaten, mogelijk naar Amsterdam. Na de inname van Maastricht keerde hij terug. [noot 2] Hij was in 1794 ruim veertig jaar oud en stond bekend als tegenstander van het Franse bewind. Zoals meer Maastrichtenaren uit de hogere burgerij was hij lid van de vrijmetselarij en wel van de francofiele loge 'La Constance'.[8] In tegenstelling tot collega's die vanaf het begin van het Frans regime bestuursfuncties vervulden, liet hij zich echter niet in met de Franse overheid. Hij was Orangist; zijn kinderen zouden allen huwen met telgen uit vooraanstaande Staatse (bestuurs)families.[9] Bekend is, dat Napoleon op 21 januari 1810 een aantal zonen van plaatselijke notabelen, waaronder Pichot, tot onderluitenant benoemde, om te worden opgeleid aan een van de Franse militaire academies.[noot 3] De benoeming zou deels bedoeld zijn geweest om voormalige tegenstanders van het Frans bewind de kans te geven zich jegens de Franse overheid te rehabiliteren.[noot 4] Ondanks Pichots verzoek om uitstel, viel er aan de maatregel niet te tornen.[13] Zijn zoon Corneille zou definitief beroepsofficier worden.

Pichot bleef in de Franse Tijd dus in Maastricht en werd ondernemer, hoewel niet duidelijk is op welk terrein. In mei 1815 stelde hij in elk geval 40 tot 50 werknemers uit zijn "atelier" ter beschikking om het Fort Willem I versneld te kunnen afbouwen. Dat suggereert dat hij bouwmeester of aannemer was.[14] Onmiddellijk na het vertrek van de Fransen kreeg hij als Orangist bestuurlijke functies in het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden. In 1814-1815 was hij lid van Provinciale Staten, eerst in Noord-Brabant (van 19 september 1814 tot ergens in 1815),[noot 5] daarna in het verenigde Limburg (18 maart 1816 tot 1 juli 1820).[16][17] Dat hij in 1820 niet als Statenlid herkozen werd, had mogelijk te maken met zijn oranjegezindheid, een overtuiging die op dat moment minder goed lag in de Maastrichtse en Limburgse politiek.[18]

In 1815 werd Pichot tot mede-burgemeester van Maastricht benoemd, samen met André Charles Membrede, Godart van Slijpe en Théodore Joseph de Billehé de Valensart. Membrede was voorzitter van het college van burgemeesters, ofwel 'eerste burgemeester'.[19] In 1819 werd hij opnieuw gekozen, nu in een college van drie burgemeesters, met Van Slijpe en Jean François Hennequin. Die laatste viel in 1821 af vanwege de 'schutterijkwestie', toen de koning hoogstpersoonlijk ingreep en de raad op non-actief stelde. Vanaf 1822 kon Pichot zijn taak tot 1830 voortzetten, nu als 'president-burgemeester'. Vanaf 1823 werd hij ook wel 'eerste schepen' genoemd.[noot 6] De periode 1830-1839, toen de stad bestuurd werd door generaal Dibbets, vormde een onderbreking, maar Pichot zou daarna tot 1844 lid blijven van het stadsbestuur.[21] Pichot was onder het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden ook steeds een van de leden van het Kiescollege van Maastricht.[22]

Naast zijn bestuursfuncties werd Pichot in 1815 tot rechter benoemd bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Maastricht, tegelijk met P. van Slijpe.[noot 7] Dit was een oudere broer van burgemeester Jan Godart van Slijpe, wiens dochter in 1814 met een zoon van Pichot was getrouwd. Begin 1831 werd Pichot, inmiddels 78, als rechter ontslagen. Dat was ten tijde van de Belgische Opstand en de blokkade van Maastricht (1830-1833), toen de rechtbank door het Belgisch Voorlopig Bewind provisorisch was verplaatst naar Tongeren.

Op 27 juni 1835 werd Pichot benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.[24]

Ephraim Daniel Pichot was lid en ouderling van de Waalse gemeente.[noot 8] Hij overleefde het merendeel van zijn kinderen en stierf op 27 februari 1847 op 94-jarige leeftijd in zijn huis aan de Bredestraat.[26]

Onroerend goed

[bewerken | brontekst bewerken]

Al vóór de Franse Tijd was Ephraim Daniel Pichot een vermogend man. Kort na zijn huwelijk in 1774 sloot hij bij twee Amsterdamse handelaren een lening af tot een bedrag van twintigduizend gulden,[noot 9] waarvoor zijn vader borg stond.[28] Onderpand was de te verwachten opbrengst van de verkoop van zijn Surinaamse goederen. Het was gezien de staat van onderhoud en bestuur van deze plantages echter lastig die aandelen kwijt te raken. Acht jaar later betaalde zijn vader hem vijftigduizend gulden voor de aankoop van die goederen (1882).[noot 10]

Als jong officier in het garnizoen van Maastricht (en korte tijd 's-Hertogenbosch) was hij ongetwijfeld ingekwartierd bij particulieren. Alleen de gewone soldaat woonde in de kazerne c.q. de barakken. Zijn oudste kinderen (een tweeling) werden geboren in 's-Hertogenbosch; de anderen op de jongste na in Maastricht. Aangenomen mag worden, dat Pichot een deel van zijn lening aanwendde voor de aankoop van onroerend goed in Maastricht. De jongste zoon werd in 1889 geboren in Bunde en ingeschreven in het doopregister van de Hervormde Gemeente te Meerssen, destijds als simultaankerk het kerkgebouw delend met de rooms-katholieke parochie van Meerssen.[30] Mogelijk bezat hij toen in Bunde een buitenhuis.

In Maastricht bezat hij in 1802-1803 een statig en kapitaal pand aan de zuidzijde van de Rue Large (Bredestraat): nr. 21, dat vanwege de gevelsteen bekend stond als 'De Gulden Cop'.[noot 11] Het perceel liep vrij ver door naar het zuiden. Halverwege verbreedde het zich en omvatte hier een rijtje van zeven huizen aan de Lantaarnstraat, destijds de nrs. 787 t/m 794 (tegenwoordig: Lantaarnstraat 5 t/m 9).[noot 12] Drie maanden na zijn overlijden in 1847 werd het pand openbaar verkocht.[35]

In de Franse Tijd heeft hij mogelijk zijn financiële status aangevuld door industriële of handelsactiviteiten,[noot 13] of door de aankoop van nationale goederen. In 1818 behoorde hij in Maastricht tot de hoogst aangeslagen burgers voor de belasting, maar was zeker niet de meest kapitaalkrachtige in dit gezelschap. In de ranglijst van 178 personen stond hij op plaats 157.[36][37]

Wel of geen slavernijverleden?

[bewerken | brontekst bewerken]

Zoals veel geslachten van Nederlandse kolonisten in de zeventiende en achttiende eeuw, bezat het geslacht Pichot in Suriname diverse plantages (o.a. 'Lust en Rust') en waren slavenhouders.[noot 14] Ephraim Daniels vader Jan Willem Pichot en diens stiefvader Salomon du Plessis woonden in Amsterdam,[noot 15] maar bezaten tal van bezittingen in de kolonie. Ephraim Daniel erfde begin 1774 goederen van zijn grootmoeder van moederszijde, Susanna Nute, weduwe van Ephraim Comans Scherping.[noot 16] De berucht geworden plantagehoudster Susanna du Plessis (1739-1795), die niet alleen van haar puissant rijke vader Salomon du Plessis zou erven, maar tevens van haar broer Reinier Isaac du Plessis[41] was een halfzuster van zijn vader. Het grootste deel van haar omvangrijke bezit kwam in 1795 terecht bij de zesjarige jongste zoon van Pichot.[30]

Dat alles betekent echter niet, dat Ephraim Daniel Pichot 'dus ook' plantage- en slavenhouder is geweest. Het tegendeel lijkt het geval. Zeker, als jongeman van 21 bezat hij als onmondige erfgenaam van zijn grootmoeder een vierde deel van de koffieplantage 'Lust en Rust', gelegen aan de Surinamerivier, een vierde deel van de suikerplantage 'Parracabo', gelegen aan de Pauluskreek,[noot 17] en een vierde deel van de plantageslaven en huurslaven te Paramaribo.[noot 18] Zolang hij minderjarig was, beheerden zijn voogden (zijn vader Jan Willem Pichot en diens stiefvader Salomon du Plessis) dit bezit. Maar toen hij in april 1774 als 22-jarige huwde, werd hij vervroegd meerderjarig[noot 19] en kwam dus in het bezit van zijn erfenis. Vanaf dat moment heeft hij geprobeerd deze bezittingen te verkopen. De voogdij verviel bij zijn huwelijk, maar reeds op 24 juni tekende hij te Amsterdam twee notariële akten waarbij het beheer voorlopig gecontinueerd zou worden door de eerdere zaakgelastigden.[noot 20] De hierboven genoemde lening die Pichot in januari 1775 afsloot, had als onderpand de opbrengst van zijn goederen in Suriname. De zaken vlotten niet erg. Begin 1777 ontsloeg hij zijn Surinaamse zaakgelastigde Stolkert en gaf het beheer daar volledig in handen van Christoffel Nagel, met de expliciete opdracht alles zo snel mogelijk te verkopen.[noot 21] Er schijnt weinig belangstelling voor te zijn geweest. De eigendom van deze plantages was inmiddels verregaand versnipperd en ze werden slecht beheerd. Uiteindelijk kocht zijn vader het bezit met ingang van 1 mei 1782: het 4e deel van de plantage 'Rust en Lust', idem van de plantage 'Parracabo' 'ende der zelver gebouwen, bepotingen, beplantingen, slaven, zoo mans, wijver en kinderen, de verhuurslaven aan Paramaribo, daaronder mede begrepen vee, gereedschappen, meubilen, provisiën, en alle verdere ap- en dependentiën' ,[46] voor de som van 50.000 gulden.

Men kan zich afvragen waarom Pichot op 22-jarige leeftijd zijn koloniale bezittingen wilde verkopen, wat hem uiteindelijk pas op zijn dertigste lukte. Het is mogelijk dat hij gewoon wilde beschikken over het kapitaal en dat wilde investeren in een minder klimaat- en conjunctuurgevoelige belegging. De door hem in januari 1775 aangegane lening lijkt dit te bevestigen. Het is echter ook mogelijk dat hij daarnaast al vroeg de overtuiging kreeg dat slavernij mensonterend was. Hij had in zijn prille jeugdjaren ongetwijfeld het reilen en zeilen op een plantage en de behandeling van slaven van dichtbij meegemaakt, al had hij er misschien niet veel van begrepen. Hoe het ook zij: duidelijk is, dat Ephraim Daniel Pichot als volwassene slechts acht jaar zijdelings betrokken is geweest bij de arbeid van slaven op Surinaamse plantages, of als (huis)bedienden/werknemers in Paramaribo. Het grootste deel van die acht jaar besteedde hij vergeefs aan het zich los maken van dergelijke bezittingen.

De bemoeienis met Suriname kreeg een onverwacht vervolg, toen Pichot ruim vijftig jaar later de 'eenigste en beneficiaire erfgenaam' van zijn zoon Quirijn George bleek te zijn (1834). Hij was inmiddels 81 en wilde er niets mee van doen hebben. Hij benoemde zijn schoonzoon F.N.L. Aberson (Haarlem) en F.G. Pichot l'Espinasse (Paramaribo)[noot 22] gezamenlijk tot executeurs en gemachtigden, om namens hem de 'Boedel Q.G. Pichot' af te handelen.[47]

Ephraim Daniel Pichot trad op 25 april 1774 te Valkenburg in het huwelijk met jonkvrouwe Sara Louisa Marie Desselers, geboren Hesselberg (Valkenburg, 1753 - Maastricht, 1814). De oudste twee kinderen, een tweeling, werden op 13 november van dat jaar geboren. Het echtpaar Pichot-Hesselberg kreeg uiteindelijk elf kinderen. [30] [noot 23]

  1. Johanna (gedoopt 16 november 1774-?), een van een tweeling; andere kind onbekend
  2. Jeanne Louise Pichot (1774-1835), gehuwd met Corneille Heereman (1761-1830), 5 kinderen
  3. Quirijn George Pichot (roepnaam: Quirin) (Maastricht, 1776 - Nijmegen, 1834), administrateur plantages en lid van het Hof van Politie in Suriname, huwde 1) Clasina Susanna Lemmers (Bergen op Zoom, ca 1767-Paramaribo 1828);[48] 2) huwde op 22 maart 1829 Louise Henriette Spiering (Haarlem, 1792 - Haarlem, 1838)[noot 24] [50] Hij bleef kinderloos.
  4. Frederic August Pichot (1777-1837), controleur waarborg voor gouden en zilveren werken, gehuwd met jkvr. Johanna Cornelia Hubertina Hesselt van Dinter, 1776-1843, 5 kinderen
  5. Daniel Louis Pichot (1779-1856), distillateur, militair, commissaris van politie te Schiedam, gehuwd met Henrietta Lucretia Pichot (1782-1834),[noot 25] 6 kinderen.
  6. Sigismunda Jeanne Catharina Pichot (1780-1875), gehuwd met Samuel Paulus Pichot Lespinasse (1772-1835), 6 kinderen
  7. Carel Quirijn Pichot (1782-1802), overleden in Paramaribo
  8. Frederik Cornelis Marie Pichot (roepnaam: Corneille) (1784-1845), luitenant-kolonel Schutterij Maastricht, belastingontvanger te Maastricht (1828), burgemeester van Amby, ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw,[52] gehuwd met Cornelia Eleonora van Slijpe (1784-1840), dochter van de Maastrichtse burgemeester Godart van Slijpe, 5 kinderen [noot 26]
  9. Sophie Dorothée Pichot (1785-1865), gehuwd met de Fransman Louis-Joseph Moraux (1770-1823), belastingontvanger, lid conseil de préfecture, voorzitter vrijmetselaarsloge 'La Constance', 3 kinderen
  10. Marie Henriette Alexandrine Pichot (roepnaam: Henriëtte) (1787-1863) huwde in 1816 Frederik Nicolaas Lucretius Aberson (1779-1859)[noot 27]
  11. Salomon Reinier Marius Pichot (roepnaam: Marius) (1789-1845), wiens familienaam kort na zijn geboorte gewijzigd werd in Pichot du Plessis, rechter te Maastricht (1817),[54] burgemeester van Cadier en Keer (1829-1831?), bouwheer Huis Blankenberg; huwde in 1812 te Maastricht Sara Alexandrine Collard (ca. 1789-1831), 8 kinderen
Bredestraat 25 anno 2016
  • Pichots portret werd in 1909 door Henri Goovaerts (1865-1912) geschilderd naar een oudere tekening in het bezit van dhr. M. Pichot du Plessis. Het in opdracht van het Maastrichtse gemeentebestuur vervaardigde olieverfschilderij bevindt zich in de burgemeestersportrettengalerij in het Stadhuis van Maastricht.[55][56] Waar de originele tekening is gebleven, is niet bekend.
  • Het herenhuis Bredestraat 25 bestaat nog steeds en is een rijksmonument. Volgens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed dateert het pand uit het eerste kwart van de negentiende eeuw.[57] Mogelijk werd het in opdracht van Pichot gebouwd of vernieuwd. Delen van de smalle en langgerekte achterbouw zijn mogelijk ouder en lagen deels in de Lantaarnstraat. De panden Lantaarnstraat 5 t/m 9 lijken sindsdien vernieuwd.
  • Enkele grafstenen van de families Pichot en Van Slijpe rondom de Sint-Walburgakerk in Amby zijn onderdeel van een rijksmonument.[58]
  • In de buurt Wittevrouwenveld in Maastricht-Oost is sinds 1947 een straat naar hem genoemd, de Schepen Pichotstraat.[2]
  • In 1774 schreef Jan Willem Pichot eigenhandig een geheim codicil bij zijn (niet nader bekend) testament,[59] waarbij hij zijn zoon expliciet onterfde met betrekking tot de buitenplaats Liezigt, gelegen langs de Amsterdamse/Haarlemmer Trekvaart, 'over het Tolhek onder Spaarnewoude', die hij waarschijnlijk in mei 1773 had aangekocht.[60] Hij bepaalde dat zijn zoon nimmer dat buiten mocht bezitten of zelfs bewonen. Het moest na zijn overlijden worden verkocht ten bate van de Diaconie Armen der Nederduitse gereformeerde gemeente te Amsterdam.[61] Frappant is dat Pichot sr. in de volgende jaren dit geheime codicil meermaals opnieuw bij een notaris liet passeren. Het waarom van deze uitsluiting is niet duidelijk.[noot 28] Jan Willem Pichot zou Liezigt uiteindelijk verkopen in 1783.[62]
  • In september 1817 ontstond in de Groote Sociëteit op het Vrijthof een ruzie tussen Pichot en graaf Van Dam, de commandant der vesting. Pichot ondervroeg Van Dam over de militaire zaken van de stad, wat die laatste onbetamelijk vond. Van Dam had een zweepje bij zich en sloeg Pichot daarmee op de benen, uitroepend: "Je vous pulveriserai, vous croyez être des Bourguemaîtres d'Amsterdam. Je me fous des Bourguemaîtres!"[63]
  • Toen Pichot (dan 80) en zijn vriend Van Engelshoven in 1833 tijdens een jachtpartij een herberg bezochten in de omgeving van Beek, ontstond na een aanvankelijk vriendelijk aangeboden borrel een schermutseling met de plaatselijke veldwachter Wijnen, die hun wapenvergunning wilde controleren. In het daarop volgende gevecht liep Wijnen flinke klappen op. Het conflict had overigens minder te maken met de (on)geldigheid van de vergunning, dan met de haat die tijdens de Belgische Opstand op het katholieke Limburgse platteland heerste tegen deze protestantse, Oranjegezinde 'Hollanders'.[64]

Bronnen, noten en verwijzingen

[bewerken | brontekst bewerken]
Voorganger:
Christiaan Coenegracht
Mede-burgemeester van Maastricht
1815-1821
Opvolger:
Godart van Slijpe (deels met hem)