Naar inhoud springen

Gebruiker:Chescargot/Het huis van Vermeer: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 25: Regel 25:
[[Bestand:12-bord (2).jpg|links|miniatuur|198x198px|Informatiebord aan de Oude Langendijk ter plaatse van waar voorheen ''[[het Serpent]]'' gestaan heeft.]]
[[Bestand:12-bord (2).jpg|links|miniatuur|198x198px|Informatiebord aan de Oude Langendijk ter plaatse van waar voorheen ''[[het Serpent]]'' gestaan heeft.]]


Bij aanvang van de 21e eeuw probeerde [[architect]] [[Philip Steadman]] in zijn boek ''Vermeer's Camera'' (2001) aannemelijk te maken dat Vermeer vermoedelijk een ruimte had die als Camera Obscura functioneerde.<ref name=":4" /><ref name=":5" /><ref name=":6" /> In dezelfde periode borduurde bouwhistoricus [[Ab Warffemius]] voort op Montias' werk en maakte in 2001 twee varianten van een bouwkundige reconstructie voor Groot Serpent, gepresenteerd in het ''Elfde'' ''historisch Jaarboek voor Delft'' (2001). Kennelijk tegelijkertijd en zonder kennis van Warffemius werkzaamheden, maakte de architect [[Henk Zantkuijl|Henk J. Zantkuijl]] ook een reconstructie, waarbij [[kunsthistoricus]] [[Kees Kaldenbach]], voor de kritische analyse zorgde.<ref name=":2">{{Aut|auteur=Glaudemans, Ronald}} (2004), "[https://kalden.home.xs4all.nl/vermeer-info/house/h-a-glaudemans-ENG.htm As Good als Old]", ''Amsterdam maakt geschiedenis, vijftig jaar op zoek naar de genius loci'', Amsterdam.</ref> De twee reconstructies tonen aanzienlijke verschillen, het onvermijdelijke gevolg van verschillende aannames en interpretaties. Maar met hun werk en de kennis van toen werd aannemelijk gemaakt dat Vermeer in het Serpent geleefd had. De gemeente van Delft plaatste aan de Oude Langendijk-zijde van het noordwestelijke blok van het [[Maria van Jessekerk]] in Delft een informatiebord met Zantkuijls werk om toeristen ervan te overtuigen dat de familie Vermeer-Bolnes vermoedelijk in het voormalige pand aldaar gewoond heeft.
Bij aanvang van de 21e eeuw probeerde [[architect]] [[Philip Steadman]] in zijn boek ''Vermeer's Camera'' (2001) aannemelijk te maken dat Vermeer vermoedelijk een ruimte had die als Camera Obscura functioneerde.<ref name=":4" /><ref name=":5" /><ref name=":6" /> In dezelfde periode borduurde bouwhistoricus [[Ab Warffemius]] voort op Montias' werk en maakte in 2001 twee varianten van een bouwkundige reconstructie voor Groot Serpent, gepresenteerd in het ''Elfde'' ''historisch Jaarboek voor Delft'' (2001). Kennelijk tegelijkertijd en zonder kennis van Warffemius werkzaamheden, maakte de architect [[Henk Zantkuijl|Henk J. Zantkuijl]] ook een reconstructie, waarbij [[kunsthistoricus]] [[Kees Kaldenbach]], voor de kritische analyse zorgde.<ref name=":2">{{Aut|auteur=Glaudemans, Ronald}} (2004), "[https://kalden.home.xs4all.nl/vermeer-info/house/h-a-glaudemans-ENG.htm As Good als Old]", ''Amsterdam maakt geschiedenis, vijftig jaar op zoek naar de genius loci'', Amsterdam.</ref> De twee reconstructies tonen aanzienlijke verschillen, het onvermijdelijke gevolg van verschillende aannames en interpretaties. Maar met hun werk en de kennis van toen werd aannemelijk gemaakt dat Vermeer in het Serpent geleefd had. De gemeente van Delft liet in 2003 aan de Oude Langendijk-zijde van het noordwestelijke blok van het [[Maria van Jessekerk]] in Delft een [[ANWB]]-informatiebord plaatsen met Zantkuijls werk om toeristen ervan te overtuigen dat de familie Vermeer-Bolnes vermoedelijk in het voormalige pand aldaar gewoond heeft.<ref>{{Citeer web |url=https://kalden.home.xs4all.nl/vermeer-info/house/h-a-ANWB1-NL.htm |titel=ANWB informatiepaneel bord |achternaam=Kaldenbach |voornaam=Kees |datum=2003 |bezochtdatum= |werk=johannesvermeer.info |via=Kalden}}</ref>


Vijftien jaar later leek deze hypothese weer op losse schroeven te staan. De archivaris [[Hans Slager|H.G. Slager]] maakte in zijn werk ''Johannes Vermeer and his Neighbours'' (2017) op basis van wederom een bouwkundige reconstructie, gecombineerd met de inventaris van Vermeers inboedel aannemelijk dat Vermeer in de [[Oude Langendijk 25|Trapmolen]] op de westelijke hoek gewoond zou hebben. [[Kees van der Wiel]] schreef hierover een kritische beschouwing.<ref name=":3" /> [[Rijksmuseum Amsterdam]]<nowiki/>ging kennelijk in deze bevinding mee, blijkens de catalogus die het uitgaf in het kader van de overzichtstentoonstelling van Johannes Vermeer die in 2023 gehouden is: daarin wordt Trapmolen op basis van Slagers werk gepresenteerd als de vermoedelijke verblijfplaats van Vermeer.<ref name=":0">Grijzenhout (2023)</ref>
Vijftien jaar later leek deze hypothese weer op losse schroeven te staan. De archivaris [[Hans Slager|H.G. Slager]] maakte in zijn werk ''Johannes Vermeer and his Neighbours'' (2017) op basis van wederom een bouwkundige reconstructie, gecombineerd met de inventaris van Vermeers inboedel aannemelijk dat Vermeer in de [[Oude Langendijk 25|Trapmolen]] op de westelijke hoek gewoond zou hebben. [[Kees van der Wiel]] schreef hierover een kritische beschouwing.<ref name=":3" /> [[Rijksmuseum Amsterdam]]<nowiki/>ging kennelijk in deze bevinding mee, blijkens de catalogus die het uitgaf in het kader van de overzichtstentoonstelling van Johannes Vermeer die in 2023 gehouden is: daarin wordt Trapmolen op basis van Slagers werk gepresenteerd als de vermoedelijke verblijfplaats van Vermeer.<ref name=":0">Grijzenhout (2023)</ref>

Versie van 9 okt 2024 22:55

Een van deze twee hoekwoningen was Vermeers huis.

Het huis van Vermeer is het Delftse pand waar Johannes Vermeer sinds circa 1660 tot aan zijn dood in 1675 woonde en waar hij het gros van zijn werk geproduceerd heeft. Deze woning zou in de toenmalige Paapse hoek in Delft op de hoek van Oude Langendijk en de Molenstraat (thans Jozefstraat) gestaan hebben.

Er is geen consensus of dat Vermeers huis op de westelijke of oostelijke zijde van deze hoek stond. Op de westelijke zijde stond destijds een bedrijfspand genaamd Trapmolen, wat later een woonhuis werd en nu de Oude Langendijk 25 is; op de oostelijke zijde was ooit een herberg, het Serpent, dat daarna een woning was en omstreeks 1835 afgebroken is om plaats te maken voor de uitbreiding van een schuilkerk. Dat adres wordt thans bezet door het westelijke transcept van de Maria van Jessekerk.

Ook de bouwkundige indeling en grootte van het huis zijn onderwerp van debat, waarbij onder meer de stelling genomen wordt dat Vermeer in de woning een ruimte had die als camera obscura functioneerde.

Onderzoeksgeschiedenis

De aanname dat Vermeer op de hoek van de Oude Langendijk en Molenpoort gewoond heeft, is gebaseerd op drie oude documenten die Vermeer vermelden en verwijzen naar de "Oude Langendijk, hoek van de Molenpoort". Of dat het om de trapmolen gaat of het Serpent, daar zijn de onderzoekers sindsdien niet over uitgekomen. Door voortschrijdend inzicht (nieuw (archief)materiaal is in de loop van de jaren tevoorschijn gekomen) lijken de inzichten dan weer naar het ene dan weer het andere huis te wijzen.

De onderzoekers en hun interpretaties

Sinds de Franse kunsthistoricus E.J.T. Thoré Johannes Vermeer halverwege de 19e eeuw herontdekte rees de vraag waar Vermeer precies gewoond heeft en in hoeverre men van het huiselijke leven van Vermeer kon leren door studie van zijn schilderijen.

Kunstschilder Eduard Houbolt vermoedde in 1924 dat het om het pand om de Trapmolen ging.[1][2] De schrijver P.T.A. Swillens heeft in zijn Johannes Vermeer, painter of Delft, 1632-1675 (1950), gebaseerd op Vermeer-schilderijen, een aantal getekende reconstructies getoond.[3]

De Delftse archivaris A.J.J.M. van Peer was de eerste die de hand kon leggen op de volledige inventaris zoals die in 1676 na Vermeers overlijden was opgemaakt. Uit zijn publicatie van 1957 bleek dat de inboedel was geordend naar de ruimten waar het was aangetroffen.

In 1989 publiceerde de econoom en Vermeer-onderzoeker J.M. Montias het baanbrekende werk Vermeer and his Milieu, a Web of Social History, waarin hij concludeerde dat Vermeer in het huis op de oostelijke hoek, historisch Serpent genaamd, gewoond heeft. Hij baseerde zich hierbij op koopaktes van de panden op beide hoeken, die later (deels) foutief bleken te zijn geïnterpreteerd. Ook meende hij dat het huis op de westelijke hoek, Trapmolen, te klein was voor de inventaris van Vermeers inboedel.

Informatiebord aan de Oude Langendijk ter plaatse van waar voorheen het Serpent gestaan heeft.

Bij aanvang van de 21e eeuw probeerde architect Philip Steadman in zijn boek Vermeer's Camera (2001) aannemelijk te maken dat Vermeer vermoedelijk een ruimte had die als Camera Obscura functioneerde.[4][5][6] In dezelfde periode borduurde bouwhistoricus Ab Warffemius voort op Montias' werk en maakte in 2001 twee varianten van een bouwkundige reconstructie voor Groot Serpent, gepresenteerd in het Elfde historisch Jaarboek voor Delft (2001). Kennelijk tegelijkertijd en zonder kennis van Warffemius werkzaamheden, maakte de architect Henk J. Zantkuijl ook een reconstructie, waarbij kunsthistoricus Kees Kaldenbach, voor de kritische analyse zorgde.[7] De twee reconstructies tonen aanzienlijke verschillen, het onvermijdelijke gevolg van verschillende aannames en interpretaties. Maar met hun werk en de kennis van toen werd aannemelijk gemaakt dat Vermeer in het Serpent geleefd had. De gemeente van Delft liet in 2003 aan de Oude Langendijk-zijde van het noordwestelijke blok van het Maria van Jessekerk in Delft een ANWB-informatiebord plaatsen met Zantkuijls werk om toeristen ervan te overtuigen dat de familie Vermeer-Bolnes vermoedelijk in het voormalige pand aldaar gewoond heeft.[8]

Vijftien jaar later leek deze hypothese weer op losse schroeven te staan. De archivaris H.G. Slager maakte in zijn werk Johannes Vermeer and his Neighbours (2017) op basis van wederom een bouwkundige reconstructie, gecombineerd met de inventaris van Vermeers inboedel aannemelijk dat Vermeer in de Trapmolen op de westelijke hoek gewoond zou hebben. Kees van der Wiel schreef hierover een kritische beschouwing.[2] Rijksmuseum Amsterdamging kennelijk in deze bevinding mee, blijkens de catalogus die het uitgaf in het kader van de overzichtstentoonstelling van Johannes Vermeer die in 2023 gehouden is: daarin wordt Trapmolen op basis van Slagers werk gepresenteerd als de vermoedelijke verblijfplaats van Vermeer.[9]

Met niet eerder gebruikt archiefmateriaal zou kunsthistoricus Frans Grijzenhout in 2023 weer suggereren dat het toch aannemelijker was dat het Serpent het huis was waar Vermeer vanaf zijn huwelijk het grootste deel van zijn leven doorbracht. Grijzenhout nam hiervoor de Papenhoek als geheel onder de loep om te identificeren wie wanneer waar in deze voormalige buurt woonde en wie wanneer waarvan eigenaar was.

Bronmaterialen

In de loop van de 20e eeuw werden diverse pogingen ondernomen om op basis van analyse van Vermeers schilderijen een idee te krijgen van hoe de ruimten eruitzagen. Dit bleek vrijwel onmogelijk omdat, ondanks Vermeers gave van een fotorealistische weergave, zijn werken niet verstoken waren van artistieke interpretaties.

In de jaren 1950 werd de hand gelegd op de inventaris van de inboedel, welke naar ruimte in de toenmalige woning was ingedeeld.

In de loop van de jaren werden tevens meer archieven blootgelegd die helpen bij het vaststellen van de verblijfplaats van een persoon of familie in het vroegmoderne Delft:

  • Registers uit de 17e eeuw op basis waarvan haardstedengeld werd bepaald, een belasting op basis van het aantal haardsteden per huis in Delft. Hieruit blijkt dat in 1638 herberg Het Serpent zeven stookplaatsen telde en het huidige Oude Langendijk 25 slechts twee (dat waren er nog vier in 1600).[2][10]
  • Registers van de 17e tot en met 19e eeuw voor het vastleggen van de verponding van eigenaren (en soms huurders), een belasting bepaald op basis van de waarde van de jaarlijkse (werkelijke of geschatte) huur van de woning.
  • Halverwege de 17e eeuw werden alle eigenaren van huizen aan een Delftse gracht gedocumenteerd om op basis van de gevelbreedte van hun pand kadegeld te innen: belasting voor het onderhoud van waterwerken en kaden in de stad.
  • Vanaf eind 16e eeuw werd in Delft het huizenprotocol bijgehouden: de vastlegging van huiseigenaren per bouwkavel. Dit systeem bleef in stand tot 1811, toen Nederland deel uitmaakte van het Napoleontische Rijk en de voorbereidingen begonnen voor het kadaster-systeem dat in 1832 in werking trad (en tot heden gebruikt wordt).
  • Registers waarin belastingen op persoonlijk vermogen werden vastgelegd, doorgaans in tijden van economische of financiële problemen van de oude Republiek.

De meeste van genoemde registers uit de zeventiende, achttiende en vroege negentiende eeuw die relevant waren voor Grijzenhouts onderzoek zijn gebaseerd op vaste routes die belastinginners door de stad volgden. Jaar na jaar volgden ze dezelfde route, langs de straten en grachten van hun wijk, kloppend op elke deur om de verschuldigde belasting te innen, af en toe een smalle steeg (poort) inlopend om de kleine woningen tussen en achter de grotere panden te bereiken, waar de minderbedeelden in groten getale woonden. Pas vanaf 1733, toen de Staten van Holland een nieuw tarief voor de verponding opgelegden, kreeg elk huis een uniek nummer.

De twee mogelijkheden

Huis aan de westelijke zijde: Trapmolen

De hoek van Oude Langendijk en Molenpoort in 1858: links de toenmalige Sint-Jozefkerk; rechts het huis op Oude Langendijk 25.
Zie Oude Langendijk 25 voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Volgens Slager's onderzoek bestond de Trapmolen ten tijde van Vermeer uit elf kamers, waaronder keukens, een kelder, een binnenplaats en een zolder. Het behoorde tot de grotere woningen in Delft. Elk van de kamers had een specifieke functie, wat ongebruikelijk was voor die tijd, aangezien woon- en werkruimtes in de meeste huizen van gewone mensen nog niet duidelijk gescheiden waren.

Op de begane grond bevond zich een grote zaal, of "opkamer", die leidde naar een kleine kamer, een mezzanine, vier keukens (waarvan één voor koken en één voor de was) en een kelder. De grote zaal diende een representatieve functie, getuige de aanwezigheid van familieportretten, religieuze objecten en Vermeers piek en helm van de schutterij. Verder waren er twee kamers op de eerste verdieping en een zolder daarboven.

Vermeers atelier bevond zich op de bovenverdieping, met zicht op de markt. De ramen van het atelier waren op het noorden gericht, wat geliefd was bij schilders vanwege het gelijkmatige, koele licht. Waarschijnlijk gebruikte Vermeer ook twee kleinere kamers voor zijn werk, terwijl de zolder diende voor het opslaan van schildermateriaal, zoals een grote steen voor het malen van verf. Het huis van Vermeer was goed uitgerust, maar luxueus.

Huis aan de oostelijke zijde: het Serpent

Zie Het Serpent voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Het Serpent

Voor het Serpent zijn anno 2024 twee bouwkundige reconstructies bekend. Naast historisch archiefmateriaal is gebruikgemaakt van het inventaris van Vermeers inboedel dat enkele maanden na zijn dood was opgemaakt. Daaruit konden de ruimten uit opgemaakt worden die in Vermeers huis zaten: het voorhuis, een grote zaal, een voorkamertje van de grote zaal, binnenkeuken, achterkeuken, kookkeuken, waskeuken, gang, kelderkamer, plaats, hangkamer, achterkamer, voorkamer en zolder. Bekend is voorts dat er ook een kelder was, maar die was niet in de inboedellijst opgenomen.[11][12][3]

Het pand volgens Warffemius

Volgens Warffemius was het huis L-vormig samengesteld huis. Het korte gedeelte van de gespiegelde L werd gevormd door een circa 7 meter brede gevel aan de Oude Langendijk, terwijl het circa 28 meter lange gedeelte aan de Molenpoort stond. Aan het eind, maar inbegrepen in die 28 meter, was de doorgang via welke vanaf de Molenpoort de achter de kerk gelegen pastorie bereikt kon worden. Het voorhuis was circa 11 meter diep en bevatte een begane grond, een verdieping en een zolder. Hierachter lag een hoger achterhuis met een diepte van circa 7,50 meter, bestaande uit een begane grond en een zolderverdieping. Daarachter stond nog een wat lagere uitbouw, eveneens met begane grond en zolder. Warffemius neemt aan dat het huis na de grote stadsbrand van Delft in 1536 is gebouwd. Het was niet ongewoon dat voorname huizen in Delft uit halverwege de zestiende eeuw een L-vorm hadden.

In het gedeelte met het zadeldak aan de voorgevel bevindt zich aan de Oude Langendijk een trapgevel. De voordeur is centraal geplaatst in een houten pui, voorzien van hoge bovenlichten, een kenmerk dat in Delft vaker voorkomt. Op de verdieping in de voorgevel zijn twee kruiskozijnen op dezelfde hoogte, evenals een op de zolderverdieping. De binnenbreedte van het lange deel bedraagt circa 4,50 meter, terwijl de zijkamer aan de Oude Langendijk slechts 1,75 meter breed is. Het voorste gedeelte is vijf balkvakken diep. In dit voorste deel bevinden zich het voorhuis en de grote zaal. Het middendeel, drie vakken diep, bevat het kamertje aan de grote zaal en de binnenkeuken, terwijl in het eveneens drie vakken diepe achterste gedeelte de achterkeuken, de kookkeuken en de waskeuken te vinden zijn. Het voorhuis dat twee balkvakken diep en ruim 4 meter hoog is en niet te verwarmen, bevat parallel aan de voorgevel het hangkamertje, bereikbaar via een spiltrap. Links van het voorhuis liggen de kelder en de kelderkamer, voorzien van een schouw. Vanuit het voorhuis loopt een gang langs de grote zaal en het kamertje aan deze zaal, en door tot aan de binnenkeuken. De drie balkvakken diepe zaal ontvangt licht vanuit de Molenpoort via twee vensters aan weerszijden van de schouw. Het aangrenzende kamertje, waarschijnlijk onverwarmd en slechts één balkvak diep, zou oorspronkelijk een binnenplaatsje geweest kunnen zijn, aangezien de muur tussen dit kamertje en de binnenkeuken boven het dak uitsteekt, wat duidt op latere invulling tussen bestaande bouwvolumes.

De binnenkeuken beslaat de volle breedte van het huis en is drie balkvakken diep, met een stookplaats. Deze keuken ontvangt licht vanaf de Molenpoort en de 'plaats'. De binnenkeuken is de grootste ruimte van het huis en diende waarschijnlijk als woonkeuken voor het echtpaar Vermeer, hun elf kinderen en Maria Thins. In de achterbouw bevinden zich links de drie balkvakken diepe kookkeuken met schouw, en rechts het achterkeukentje, waarschijnlijk ook met schouw, en het waskeukentje.[13]

Het pand volgens Zantkuijl

Reconstructie volgens Henk Zantkuijl

Ook Zandkuijl beschrijft het pand ten tijde van Vermeer als een hoekhuis. Deze zou toen bestaan hebben uit een voorhuis met zijkamer en was vermoedelijk in twee fasen gebouwd. Het had een traditionele indeling met een gang en een binnenhaard met insteek. Onder deze insteek bevond zich oorspronkelijk de keuken, terwijl de opkamer erboven als binnenkeuken diende. Op de eerste verdieping bevonden zich een voor- en achterkamer. In de loop der tijd is huis mogelijk uitgebreid met een extra woonkamer of zaal.

Het interieur van Vermeers huis

Heel wat schilderijen en goederen die worden genoemd in de inventaris kunnen in verband gebracht worden met visuele elementen in Vermeers schilderijen. Dit wil niet zeggen dat deze schilderijen een realistisch beeld geven van de interieurs van Groot Serpent, maar ondanks dat Vermeers persoonlijke financiële situatie allesbehalve florissant was, weerspiegelen de werken gemaakt tot het Rampjaar (1672) waarschijnlijk de ruimtelijke, sociale en culturele sfeer waarin Vermeer en zijn familieleden leefden. Dit veranderde wellicht met ingang van het rampjaar toen Vermeer steeds meer moeite had om het hoofd financieel boven water te houden.[14]

Mogelijk had Vermeer een ruimte in zijn huis had die hij als camera obscura gebruikte.[4][5][6][15][16] Steadman suggereerde dat minstens een derde van Vermeers schilderijen in dezelfde ruimte is gemaakt. Een permanent geïnstalleerde camera obscura bij een raam in deze kamer zou een logische verklaring kunnen zijn voor het consistente perspectief en de compositie in Vermeers schilderijen. Er is echter geen concreet bewijs, zoals een daadwerkelijke camera obscura of gedetailleerde beschrijvingen, die bevestigen dat Vermeer zo’n apparaat in die kamer gebruikte. [17]

Impressies van Vermeers woon- en werkleven

De Oude Langendijk in 1662, geschilderd door Carel Fabritius. Vanuit dit perspectief gezien stond Vermeers huis links van de brug bij de toren van de Nieuwe Kerk.[18]

Gesuggereerd wordt dat Vermeer ambitie had om een hogere sociale status te bereiken dan zijn ouders en grootouders. Zijn huwelijk in 1653 met Catharina Bolnes, dochter van Maria Thins, een welgestelde katholieke vrouw, was een belangrijke stap in die richting. De verhuizing van Thins, waarschijnlijk voor 1660, naar Groot Serpent, een van de grotere huizen in het hart van de katholieke gemeenschap nabij de Markt en de verborgen jezuïetenkerk, bevestigde de religieuze en sociale status van zowel Maria Thins als Vermeer. Het huis bood Vermeer voldoende ruimte voor een atelier, vermoedelijk in de voorkamer op de eerste verdieping, waar hij kunstliefhebbers in een stijlvolle omgeving kon ontvangen. Daarnaast was het een geschikte locatie voor zijn schilderijenhandel.

Pieter Claesz van Ruijven en zijn vrouw Maria de Knuijt, die regelmatig een groot deel van Vermeers schilderijen kochten, behoorden tot dezelfde, hoewel iets lagere, economische klasse als Maria Thins. Hoewel Van Ruijven en De Knuijt geen katholieken waren, beschouwden zij Maria Thins waarschijnlijk als een gelijke. Bij een bezoek aan Vermeer in zijn huis aan de Oude Langendijk, negeerden zij wellicht religieuze kunstwerken, zoals een crucifix en een schilderij van de Madonna in de Grote Zaal, maar de familieportretten en andere schilderijen in het huis zouden hen vertrouwd kunnen hebben geleken. Ze hadden bovendien voldoende gespreksstof met Vermeer en zijn vrouw over werken van Fabritius, Hoogstraten en andere kunstenaars.

De verhuizing van Van Ruijven en De Knuijt naar Den Haag in 1673, alsook de gevolgen van de Frans-Nederlandse Oorlog (1672–1678) voor de kunstmarkt, had waarschijnlijk een negatieve invloed op Vermeers financiële situatie, met mogelijk zijn abrupte dood in december 1675 als gevolg.

Veel schilderijen en objecten uit de inventaris van de bezittingen van Vermeers weduwe Catharina Bolnes en haar moeder Maria Thins in januari 1676 kunnen in verband worden gebracht met elementen uit Vermeers werk. Hoewel deze schilderijen geen realistische weergave van het interieur van Groot Serpent bieden, weerspiegelen ze waarschijnlijk de ruimtelijke, sociale en culturele omgeving waarin Vermeer en zijn familie tot het Rampjaar leefden.[9]

Vermeers studio

Janson geeft een interpretatie van hoe Vermeer's atelier eruit gezien zou kunnen hebben. In zijn verbeelding was het atelier een zorgvuldig georganiseerde ruimte die meer weg had van een laboratorium dan van een traditionele kunstenaarsstudio. Vermeer werkte op een methodische en gedisciplineerde manier. Zijn studio was functioneel verdeeld in twee gebieden: het westelijke deel, waar hij zijn scènes inrichtte met modellen en rekwisieten, en een tweede ruimte dichter bij het raam, waar hij zijn verfijnde schildertechnieken toepaste. Hier stonden zijn gereedschappen, waaronder een driepotige ezel, een schilderkabinet, een krukje, en een camera obscura.

Vermeer werkte volgens Janson nauwkeurig en systematisch, waarbij hij zijn composities zorgvuldig plande en optimaliseerde voordat hij daadwerkelijk begon te schilderen. Hij gebruikte soms een grote camera obscura om de lichtval en compositie te bestuderen en om zijn contouren nauwkeurig vast te leggen. Zijn schilderproces was langzaam en geconcentreerd, waarbij hij vaak slechts een klein aantal kleuren op zijn palet had. Elke penseelstreek werd met precisie geplaatst, en hij bouwde een schilderij stapsgewijs op.[16]

Bronnen, noten en referenties

Externe link

Meer lezen

  • Roelofs, Pieter; Weber, Gregor J.M. (reds.) (2023), Vermeer, catalogus van de gelijknamige overzichtstentoonstelling in het Rijksmuseum[19]
Bronnen

Algemeen / nog te sorteren

Beschouwingen die tot de conclusie komen dat Vermeers huis het Serpent was:

Beschouwingen die tot de conclusie komen dat Vermeers huis de Trapmolen was:

Referenties
  1. Hale, Philip L. (1937), Vermeer, "The inventory was signed before J. van Veen, notary, at Delft, on February 29, 1676, by Catherina Bolnes. The probability that the house in which Vermeer died and in which the inventory of his possessions was made still stands was advanced in a study made by Mr. Eduard Houbolt which in March, 1924, was published in the monthly journal of the United Oil Companies of the Netherlands. Starting from a notation in the inventory which shows the house to have stood on the Old Long Dyke at the corner of the Moolepoort ("op den hoe van de Molepoort"), Mr. Houbolt believes that this must have been the west corner and that this inall probability is the house now standing there, though in modifie form. The present arrangement of the interior, it is observed by Mr. Houbolt, seem to accord with the one suggested in the inventory. The house, numbered 25, is small, with only three rooms and a hallway on the ground floor and three on the floor above, besides a basement and an attic. Perhaps in Vermeer's time there may have been a wing extending into a garden which toda is no more."
  2. a b c Wiel (2020)
  3. a b Kaldenbach (2002)
  4. a b (en) Janson, Jonathan, An Interview with Philip Steadman. Essential Vermeer 4.0 (25 april 2003).
  5. a b Steadman; Kaldenbach; Warffemius (2003)
  6. a b Kaldenbach, "Steadman claimt dat Vermeer binnen een zeven meter lange studio aan de voorzijde van huize Thins/Vermeer in een grote, afgescheiden donkere ruimte, een Camera Obscura, plaats nam."
  7. Glaudemans, Ronald (2004), "As Good als Old", Amsterdam maakt geschiedenis, vijftig jaar op zoek naar de genius loci, Amsterdam.
  8. Kaldenbach, Kees, ANWB informatiepaneel bord. johannesvermeer.info (2003) – via Kalden.
  9. a b Grijzenhout (2023)
  10. Slager (2017), p.24
  11. Transcriptie van de boedelinventaris van Vermeer, uit Montias, John, Vermeer en zijn milieu, pp. 384-390 - via Achter de gevels van Delft.
  12. (en) Janson, Jonathan, Inventory of movable goods in Vermeer's house in Delft. Essential Vermeer 4.0. Geraadpleegd op 1 oktober 2024.
  13. Warffemius (2001)
  14. Janson, Vermeer's Delft
  15. (en) Toll, Gritta von, Did Vermeer Use a Camera Obscura?. Barnebys Magazine (9 februari 2023).
  16. a b (en) Janson, Jonathan, Vermeer's Studio. Essential Vermeer 4.0. Geraadpleegd op 5 oktober 2024.
  17. Bovendien lijken andere methoden Steadman's hypothese te ontkrachten, zoals de spijkergaten die in Vermeers doeken ontdekt zijn, wat zou suggereren dat hij touwtjes gebruikte om het perspectief handmatig uit te zetten.
  18. Warffemius (2001), p.63
  19. Het boek beschrijft de inzichten anno 2023 over Vermeers maatschappelijke positie, huishouden, geloofsleven, techniek en de invloed van zijn omgeving op zijn schilderkunst. De dan kennis over zijn persoonlijke leven wordt er verbonden met zijn werk.
Noten

xxx

Categorie:Voormalig bouwwerk in Delft