Naar inhoud springen

Ephraim Daniel Pichot: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Trivia: kleine edits, noot toegevoegd
kleine edits
Regel 30: Regel 30:
Pichot vertrok omstreeks 1770 als 17-jarige uit Suriname om in Nederland een militaire loopbaan te kiezen in het Staatse leger. Het was een leger van huurlingen: (inter)nationale beroepsmilitairen die tekenden voor een bepaalde periode. Aanvankelijk diende Pichot als ritmeester bij de cavalerie in het garnizoen te Maastricht.<ref>Stadsarchief Amsterdam, Notariële archieven, dd. 7 april 1774: machtiging huwelijk. [https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21e1-4ab5-666d-e053-b784100a1840]</ref> Hij huwde op 24 april 1774 te Valkenburg en was eind dat jaar waarschijnlijk gedetacheerd in [['s-Hertogenbosch|Den Bosch]], daar zijn eerste kinderen daar werden geboren. Enkele jaren later werd hij als luitenant benoemd bij het garnizoen te Maastricht. Hij bracht het uiteindelijk tot kapitein der Staatse cavalerie. Omstreeks 1782 was hij reeds 'oud-kapitein'.<ref>Contract verkoop Surinaamse bezittingen aan zijn vader (1782). Tekst online [https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21df-cb6f-666d-e053-b784100a1840].</ref> Bij de komst van de Fransen in 1794 zou hij om het strijdgewoel te ontlopen net als veel anderen kortstondig de stad hebben verlaten, mogelijk naar Amsterdam. Kort na de [[Beleg van Maastricht (1794)|inname van Maastricht]] keerde hij terug. {{Refn|group=noot|Daarbij zou de advocaat [[Charles Clément Roemers|Roemers]] naar eigen zeggen een belangrijke rol hebben gespeeld door hem en vele anderen die de stad waren ontvlucht, paspoorten te bezorgen onder het nieuwe, Franse bestuur. Jacobs is hier tamelijk sceptisch over.<ref>Jacobs (2018), p. 125.</ref>}}
Pichot vertrok omstreeks 1770 als 17-jarige uit Suriname om in Nederland een militaire loopbaan te kiezen in het Staatse leger. Het was een leger van huurlingen: (inter)nationale beroepsmilitairen die tekenden voor een bepaalde periode. Aanvankelijk diende Pichot als ritmeester bij de cavalerie in het garnizoen te Maastricht.<ref>Stadsarchief Amsterdam, Notariële archieven, dd. 7 april 1774: machtiging huwelijk. [https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21e1-4ab5-666d-e053-b784100a1840]</ref> Hij huwde op 24 april 1774 te Valkenburg en was eind dat jaar waarschijnlijk gedetacheerd in [['s-Hertogenbosch|Den Bosch]], daar zijn eerste kinderen daar werden geboren. Enkele jaren later werd hij als luitenant benoemd bij het garnizoen te Maastricht. Hij bracht het uiteindelijk tot kapitein der Staatse cavalerie. Omstreeks 1782 was hij reeds 'oud-kapitein'.<ref>Contract verkoop Surinaamse bezittingen aan zijn vader (1782). Tekst online [https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21df-cb6f-666d-e053-b784100a1840].</ref> Bij de komst van de Fransen in 1794 zou hij om het strijdgewoel te ontlopen net als veel anderen kortstondig de stad hebben verlaten, mogelijk naar Amsterdam. Kort na de [[Beleg van Maastricht (1794)|inname van Maastricht]] keerde hij terug. {{Refn|group=noot|Daarbij zou de advocaat [[Charles Clément Roemers|Roemers]] naar eigen zeggen een belangrijke rol hebben gespeeld door hem en vele anderen die de stad waren ontvlucht, paspoorten te bezorgen onder het nieuwe, Franse bestuur. Jacobs is hier tamelijk sceptisch over.<ref>Jacobs (2018), p. 125.</ref>}}


Over Pichots activiteiten na zijn militaire carrière en tijdens de twintig jaar dat de [[Franse Tijd in Nederland|Franse Tijd]] in Limburg duurde (1794-1814), is weinig met zekerheid te zeggen. Hij was in 1794 ruim veertig jaar oud en stond bekend als tegenstander van het Franse bewind. Zoals veel Maastrichtenaren uit de hogere burgerij was hij lid van de [[vrijmetselarij]] en wel van de francofiele loge 'La Constance'.<ref>Spiertz (1964), pp. 29 en 118.</ref> In tegenstelling tot collega's die vanaf het begin bestuursfuncties vervulden, liet hij zich echter niet in met de Franse overheid. Hij was orangist; zijn kinderen zouden allen huwen met telgen uit vooraanstaande Staatse, protestantse (bestuurs)families.<ref>Schaapveld (2017), p. 261.</ref> Bekend is, dat Napoleon op 21 januari 1810 een aantal zonen van plaatselijke notabelen, waaronder Pichot, tot onderluitenant benoemde, om te worden opgeleid aan een van de Franse militaire academies.{{Refn|group=noot|In 1798 werd in Frankrijk de [[dienstplicht]] door loting ingevoerd. Aangezien het departement Nedermaas behoorde tot de Franse republiek, gold deze zogenaamde conscriptie dus ook in Maastricht, en niet eerst vanaf 1810 (ingang: 1811), zoals in Noord-Nederland. Het systeem maakte het mogelijk om plaatsvervangers te sturen, waardoor de zonen van notabelen in principe buiten schot bleven.<ref>Ubachs/Evers (2005), p. 145: 'dienstplicht'.</ref>}} De benoeming was deels bedoeld om voormalige tegenstanders van het Frans bewind de kans te geven zich te rehabiliteren. Ondanks Pichots verzoek om uitstel, viel er aan de maatregel niet te tornen. Of deze Pichot gunstiger stemde ten aanzien van het Frans bewind, is de vraag.<ref>Schaapveld (2017), p. 255.</ref>
Over Pichots activiteiten na zijn militaire carrière en tijdens de twintig jaren die de [[Franse Tijd in Nederland|Franse Tijd]] in Limburg duurde (1794-1814), is weinig met zekerheid te zeggen. Hij was in 1794 ruim veertig jaar oud en stond bekend als tegenstander van het Franse bewind. Zoals veel Maastrichtenaren uit de hogere burgerij was hij lid van de [[vrijmetselarij]] en wel van de francofiele loge 'La Constance'.<ref>Spiertz (1964), pp. 29 en 118.</ref> In tegenstelling tot collega's die vanaf het begin bestuursfuncties vervulden, liet hij zich echter niet in met de Franse overheid. Hij was orangist; zijn kinderen zouden allen huwen met telgen uit vooraanstaande Staatse, protestantse (bestuurs)families.<ref>Schaapveld (2017), p. 261.</ref> Bekend is, dat Napoleon op 21 januari 1810 een aantal zonen van plaatselijke notabelen, waaronder Pichot, tot onderluitenant benoemde, om te worden opgeleid aan een van de Franse militaire academies.{{Refn|group=noot|In 1798 werd in Frankrijk de [[dienstplicht]] door loting ingevoerd. Aangezien het departement Nedermaas behoorde tot de Franse republiek, gold deze zogenaamde conscriptie dus ook in Maastricht, en niet eerst vanaf 1810 (ingang: 1811), zoals in Noord-Nederland. Het systeem maakte het mogelijk om plaatsvervangers te sturen, waardoor de zonen van notabelen in principe buiten schot bleven.<ref>Ubachs/Evers (2005), p. 145: 'dienstplicht'.</ref>}} De benoeming was deels bedoeld om voormalige tegenstanders van het Frans bewind de kans te geven zich te rehabiliteren. Ondanks Pichots verzoek om uitstel, viel er aan de maatregel niet te tornen. Of deze Pichot gunstiger stemde ten aanzien van het Frans bewind, is de vraag.<ref>Schaapveld (2017), p. 255.</ref>


Naar verluidt was Pichot in de Franse Tijd actief als ondernemer, hoewel niet duidelijk is op welk terrein. In mei 1815 stelde hij in elk geval 40 tot 50 werknemers uit zijn "atelier" ter beschikking om het [[Fort Willem I (Maastricht)|Fort Willem I]] versneld te kunnen afbouwen.<ref>Morreau (1979), p. 216.</ref> Waarschijnlijk was hij tevens actief binnen de [[Waalse kerk (Maastricht)|Waalse gemeente]].{{Refn|group=noot|Hij staat ingeschreven in de kerkenbanklegger (1820) en het lidmatenregister (1821).<ref>HCL, Archief Waalse Gemeente Maastricht, toegangsnummer 21.279, zie inleiding en inv.nrs. 40 en 67.</ref> Een vroegere inschrijving ontbreekt, maar het garnizoen had zijn eigen predikanten, zodat hij niet bij een burgerlijke gemeente ingeschreven hoefde te zijn en na de overgang van de stad in Franse handen (1795) kwam de gemeente in zwaar weer te verkeren.}}
Naar verluidt was Pichot in de Franse Tijd actief als ondernemer, hoewel niet duidelijk is op welk terrein. In mei 1815 stelde hij in elk geval 40 tot 50 werknemers uit zijn "atelier" ter beschikking om het [[Fort Willem I (Maastricht)|Fort Willem I]] versneld te kunnen afbouwen.<ref>Morreau (1979), p. 216.</ref> Waarschijnlijk was hij tevens actief binnen de [[Waalse kerk (Maastricht)|Waalse gemeente]].{{Refn|group=noot|Hij staat ingeschreven in de kerkenbanklegger (1820) en het lidmatenregister (1821).<ref>HCL, Archief Waalse Gemeente Maastricht, toegangsnummer 21.279, zie inleiding en inv.nrs. 40 en 67.</ref> Een vroegere inschrijving ontbreekt, maar het garnizoen had zijn eigen predikanten, zodat hij niet bij een burgerlijke gemeente ingeschreven hoefde te zijn en na de overgang van de stad in Franse handen (1795) kwam de gemeente in zwaar weer te verkeren.}}
Regel 45: Regel 45:


== Onroerend goed ==
== Onroerend goed ==
Al vóór de Franse Tijd was Ephraim Daniel Pichot een vermogend man. Kort na zijn huwelijk sloot hij bij twee Amsterdamse handelaren een lening af tot een bedrag van ƒ 20.000,{{Refn|group=noot|ƒ 20.000,00 in het jaar 1775 had een koopkracht die vergelijkbaar is met ƒ 472.265,29 of € 214.304,65 in het jaar 2021.<ref>IISG, Collecties, Data</ref>}} waarvoor zijn vader borg stond. Onderpand was waarschijnlijk de te verwachten opbrengst van zijn Surinaamse goederen.<ref>Borgstelling Jan Willem Pichot voor lening bij de handelaren mw. de weduwe Nicolas de Ruyter en dhr. Adriaan Floris Raap, 17 januari 1775 [ https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21df-d8d8-666d-e053-b784100a1840]</ref> In 1882 betaalde zijn vader hem ƒ 50.000 voor de aankoop van die goederen.
Al vóór de Franse Tijd was Ephraim Daniel Pichot een vermogend man. Kort na zijn huwelijk sloot hij bij twee Amsterdamse handelaren een lening af tot een bedrag van ƒ 20.000,{{Refn|group=noot|ƒ 20.000,00 in het jaar 1775 had een koopkracht die vergelijkbaar is met ƒ 472.265,29 of € 214.304,65 in het jaar 2021.<ref>IISG, Collecties, Data</ref>}} waarvoor zijn vader borg stond. Onderpand was de te verwachten opbrengst van zijn Surinaamse goederen.<ref>Borgstelling Jan Willem Pichot voor lening bij de handelaren mw. de weduwe Nicolas de Ruyter en dhr. Adriaan Floris Raap, 17 januari 1775 [ https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21df-d8d8-666d-e053-b784100a1840]</ref> In 1882 betaalde zijn vader hem ƒ 50.000 voor de aankoop van die goederen.


Aangenomen mag worden, dat Ephraim Daniel Pichot een deel van het geld aanwendde voor de aankoop van onroerend goed in Maastricht. Als jong officier in de garnizoenen van Maastricht (en korte tijd 's-Hertogenbosch) was hij ongetwijfeld ingekwartierd bij particulieren. Alleen de gewone soldaat woonde in de kazerne c.q. de barakken. Zijn oudste kinderen (een tweeling) werden geboren in 's-Hertogenbosch; de anderen in Maastricht, op de jongste zoon na. Deze werd in 1889 in [[Bunde (Limburg)|Bunde]] geboren en ingeschreven in het doopregister van de Hervormde Gemeente te [[Meerssen (plaats)|Meerssen]], destijds als [[simultaankerk]] het kerkgebouw delend met de rooms-katholieke [[Basiliek van het H. Sacrament|parochie van Meerssen]].<ref name="duplessis"/> Mogelijk bezat hij toen in Bunde een buitenhuis.
Als jong officier in de garnizoenen van Maastricht (en korte tijd 's-Hertogenbosch) was hij ongetwijfeld ingekwartierd bij particulieren. Alleen de gewone soldaat woonde in de kazerne c.q. de barakken. Zijn oudste kinderen (een tweeling) werden geboren in 's-Hertogenbosch; de anderen in Maastricht. Aangenomen mag worden, dat Pichot een deel van zijn lening aanwendde voor de aankoop van onroerend goed in Maastricht. De jongste zoon werd in 1889 geboren in [[Bunde (Limburg)|Bunde]] en ingeschreven in het doopregister van de Hervormde Gemeente te [[Meerssen (plaats)|Meerssen]], destijds als [[simultaankerk]] het kerkgebouw delend met de rooms-katholieke [[Basiliek van het H. Sacrament|parochie van Meerssen]].<ref name="duplessis"/> Mogelijk bezat hij toen in Bunde een buitenhuis.


In de Franse Tijd heeft hij mogelijk zijn al riante financiële status aangevuld, hetzij door industriële of handelsactiviteiten, hetzij door de aankoop van [[nationale goederen]]. In 1818 behoorde hij in Maastricht tot de hoogst aangeslagen burgers voor de belasting, maar was zeker niet de meest kapitaalkrachtige in dit gezelschap. In de ranglijst van 178 personen stond hij op plaats 157.<ref>''Journal de la Province de Limbourg'', 11 september 1918.</ref><ref>{{Aut|N.J.P.M. (Nick) Bos}}, ''Notabele ingezetenen. Historische studies over Nederlandse elites in de negentiende eeuw'', Brunssum 1995, Dissertatie RU, meer speciaal: 'Rijkdom in revolutietijd, oude en nieuwe rijken in Maastricht, 1795-1814', pp. 172-221.</ref>
In de Franse Tijd heeft hij mogelijk zijn al riante financiële status aangevuld, hetzij door industriële of handelsactiviteiten, hetzij door de aankoop van [[nationale goederen]]. In 1818 behoorde hij in Maastricht tot de hoogst aangeslagen burgers voor de belasting, maar was zeker niet de meest kapitaalkrachtige in dit gezelschap. In de ranglijst van 178 personen stond hij op plaats 157.<ref>''Journal de la Province de Limbourg'', 11 september 1918.</ref><ref>{{Aut|N.J.P.M. (Nick) Bos}}, ''Notabele ingezetenen. Historische studies over Nederlandse elites in de negentiende eeuw'', Brunssum 1995, Dissertatie RU, meer speciaal: 'Rijkdom in revolutietijd, oude en nieuwe rijken in Maastricht, 1795-1814', pp. 172-221.</ref>
Regel 58: Regel 58:
https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21e2-29bd-666d-e053-b784100a1840 scan online]</ref> was een halfzuster van zijn vader. Het grootste deel van haar omvangrijke bezit kwam in 1795 terecht bij de zesjarige jongste zoon van Pichot.<ref name="duplessis">[https://www.stamboomduplessis.nl/15-pichot-du-plessis 'Pichot - du Plessis'] op ''stamboomduplessis.nl''. [https://web.archive.org/web/20230327031044/https://www.stamboomduplessis.nl/15-pichot-du-plessis Gearchiveerd] op 27 maart 2023.</ref>
https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21e2-29bd-666d-e053-b784100a1840 scan online]</ref> was een halfzuster van zijn vader. Het grootste deel van haar omvangrijke bezit kwam in 1795 terecht bij de zesjarige jongste zoon van Pichot.<ref name="duplessis">[https://www.stamboomduplessis.nl/15-pichot-du-plessis 'Pichot - du Plessis'] op ''stamboomduplessis.nl''. [https://web.archive.org/web/20230327031044/https://www.stamboomduplessis.nl/15-pichot-du-plessis Gearchiveerd] op 27 maart 2023.</ref>


Dat alles betekent echter niet, dat Ephraim Daniel Pichot 'dus ook' plantage- en slavenhouder is geweest. Het tegendeel blijkt het geval. Als jongeman van 21 bezat hij als erfgenaam van zijn grootmoeder een vierde deel van de koffieplantage '[[Lust en Rust]]', gelegen aan de [[Suriname (rivier)|Surinamerivier]], een vierde deel van de suikerplantage 'Parracabo', gelegen aan de [[Pauluskreek]],{{Refn|group=noot|[[Lust en Rust|Elders]] ook wel Paracouba genoemd.}} van de plantageslaven en van de huurslaven te [[Paramaribo]]. Zolang hij minderjarig was, beheerden zijn voogden (zijn vader Jan Willem Pichot en diens stiefvader Salomon du Plessis) dit bezit. Bij zijn huwelijk in april 1774 was hij 22, werd vervroegd meerderjarig{{Refn|group=noot|Meerderjarig werd men in die dagen met 25 jaar.}} en kwam dus in het bezit van zijn erfenis. De voogdij verviel hiermee, maar reeds op 24 juni tekende hij te Amsterdam twee notariële akten waarbij het beheer voorlopig gecontinueerd zou worden door de eerdere zaakgelastigden.{{Refn|group=noot|Aanstelling Jan Willem Pichot en Salomon du Plessis, zaakgelastigden in Nederland (24 juni 1774)<ref>Stadsarchief Amsterdam, notariële akten, [https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21df-ee3d-666d-e053-b784100a1840 scan online]</ref> en in Suriname: Frederik Cornelis Stolkert (2e echtgenoot van Susanna du Plessis). Als eventuele reserve gold daar Christoffel Nagel (24 juni 1774) <ref>Stadsarchief Amsterdam, notariële akten, [https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21e3-337a-666d-e053-b784100a1840 scan online]</ref>}} De hierboven genoemde lening die Pichot in januari 1775 afsloot, had als onderpand de opbrengst van zijn goederen in Suriname. De zaken vlotten echter niet erg in Suriname. Begin 1777 ontsloeg hij zijn zaakgelastigde Stolkert en gaf het beheer volledig in handen van Christoffel Nagel, met de expliciete opdracht alles zo snel mogelijk te verkopen.{{Refn|group=noot|Nadrukkelijke beëindiging van elke bemoeienis door Stolkert en opdracht aan Nagel de aandelen in plantages en slaven te verkopen.<ref>Stadsarchief Amsterdam, notariële akten, 23 mei 1777 [https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21e0-f198-666d-e053-b784100a1840 scan online</ref>}} Uiteindelijk kocht zijn vader het bezit met ingang van 1 mei 1782: het 4e deel van de plantage 'Rust en Lust', idem van de plantage 'Parracabo' '' 'ende der zelver gebouwen, bepotingen, beplantingen, slaven, zoo mans, wijver en kinderen, de verhuurslaven aan Paramaribo, daaronder mede begrepen vee, gereedschappen, meubilen, provisiën, en alle verdere ap- en dependentiën' '',<ref>Stadsarchief Amsterdam, notariële akten, [https://www.wiewaswie.nl/nl/zoeken/?advancedsearch=1 scan online].</ref> voor de som van 50.000 gulden.{{Refn|group=noot|Vijftigduizend gulden was in 1782 een enorm kapitaal. Omgerekend in hedendaagse munt had het in 2021 de koopkracht van € 463.697,10.<ref>
Dat alles betekent echter niet, dat Ephraim Daniel Pichot 'dus ook' plantage- en slavenhouder is geweest. Het tegendeel blijkt het geval. Als jongeman van 21 bezat hij als onmondige erfgenaam van zijn grootmoeder een vierde deel van de koffieplantage '[[Lust en Rust]]', gelegen aan de [[Suriname (rivier)|Surinamerivier]], een vierde deel van de suikerplantage 'Parracabo', gelegen aan de [[Pauluskreek]],{{Refn|group=noot|[[Lust en Rust|Elders]] ook wel Paracouba genoemd.}} van de plantageslaven en van de huurslaven te [[Paramaribo]]. Zolang hij minderjarig was, beheerden zijn voogden (zijn vader Jan Willem Pichot en diens stiefvader Salomon du Plessis) dit bezit. Toen hij als 22-jarige in april 1774 huwde, werd hij vervroegd meerderjarig{{Refn|group=noot|Volledig meerderjarig werd men in die dagen met 25 jaar.}} en kwam dus in het bezit van zijn erfenis. De voogdij verviel hiermee, maar reeds op 24 juni tekende hij te Amsterdam twee notariële akten waarbij het beheer voorlopig gecontinueerd zou worden door de eerdere zaakgelastigden.{{Refn|group=noot|Aanstelling Jan Willem Pichot en Salomon du Plessis, zaakgelastigden in Nederland (24 juni 1774)<ref>Stadsarchief Amsterdam, notariële akten, [https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21df-ee3d-666d-e053-b784100a1840 scan online]</ref> en in Suriname: Frederik Cornelis Stolkert (2e echtgenoot van Susanna du Plessis). Als eventuele reserve gold daar Christoffel Nagel (24 juni 1774) <ref>Stadsarchief Amsterdam, notariële akten, [https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21e3-337a-666d-e053-b784100a1840 scan online]</ref>}} De hierboven genoemde lening die Pichot in januari 1775 afsloot, had als onderpand de opbrengst van zijn goederen in Suriname. De zaken vlotten echter niet erg. Begin 1777 ontsloeg hij zijn zaakgelastigde Stolkert en gaf het beheer volledig in handen van Christoffel Nagel, met de expliciete opdracht alles zo snel mogelijk te verkopen.{{Refn|group=noot|Nadrukkelijke beëindiging van elke bemoeienis door Stolkert en opdracht aan Nagel de aandelen in plantages en slaven te verkopen.<ref>Stadsarchief Amsterdam, notariële akten, 23 mei 1777 [https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21e0-f198-666d-e053-b784100a1840 scan online</ref>}} Er schijnt weinig belangstelling voor te zijn geweest. Uiteindelijk kocht zijn vader het bezit met ingang van 1 mei 1782: het 4e deel van de plantage 'Rust en Lust', idem van de plantage 'Parracabo' '' 'ende der zelver gebouwen, bepotingen, beplantingen, slaven, zoo mans, wijver en kinderen, de verhuurslaven aan Paramaribo, daaronder mede begrepen vee, gereedschappen, meubilen, provisiën, en alle verdere ap- en dependentiën' '',<ref>Stadsarchief Amsterdam, notariële akten, [https://www.wiewaswie.nl/nl/zoeken/?advancedsearch=1 scan online].</ref> voor de som van 50.000 gulden.{{Refn|group=noot|Vijftigduizend gulden was in 1782 een enorm kapitaal. Omgerekend in hedendaagse munt had het in 2021 de koopkracht van € 463.697,10.<ref>
[https://iisg.amsterdam/nl/onderzoek/projecten/hpw/calculate.php IISG, data, omrekentabel waarde van de gulden].</ref>}}
[https://iisg.amsterdam/nl/onderzoek/projecten/hpw/calculate.php IISG, data, omrekentabel waarde van de gulden].</ref>}}


Men kan zich afvragen waarom Pichot op 22-jarige leeftijd zijn koloniale bezittingen wilde verkopen, wat hem uiteindelijk pas vijf jaar later lukte. Het is natuurlijk mogelijk dat hij gewoon wilde beschikken over het kapitaal en dat wilde investeren in een minder klimaat- en conjunctuurgevoelige belegging. De door hem in januari 1775 aangegane lening lijkt dit te bevestigen. Het is echter ook mogelijk dat hij daarnaast al vroeg de overtuiging kreeg dat slavernij mensonterend was. Hij had in zijn vormende jeugdjaren ongetwijfeld het reilen en zeilen op een plantage en de behandeling van slaven van dichtbij meegemaakt. Hoe het ook zij: duidelijk is, dat Ephraim Daniel Pichot als volwassene slechts enkele jaren betrokken is geweest bij de arbeid van slaven op Surinaamse plantages, of als (huis)bedienden/arbeiders. Jaren die hij dus besteedde aan het zich los maken van dergelijke 'bezittingen'.
Men kan zich afvragen waarom Pichot op 22-jarige leeftijd zijn koloniale bezittingen wilde verkopen, wat hem uiteindelijk pas op zijn dertigste lukte. Het is natuurlijk mogelijk dat hij gewoon wilde beschikken over het kapitaal en dat wilde investeren in een minder klimaat- en conjunctuurgevoelige belegging. De door hem in januari 1775 aangegane lening lijkt dit te bevestigen. Het is echter ook mogelijk dat hij daarnaast al vroeg de overtuiging kreeg dat slavernij mensonterend was. Hij had in zijn vormende jeugdjaren ongetwijfeld het reilen en zeilen op een plantage en de behandeling van slaven van dichtbij meegemaakt. Hoe het ook zij: duidelijk is, dat Ephraim Daniel Pichot als volwassene slechts acht jaar betrokken is geweest bij de arbeid van slaven op Surinaamse plantages, of als (huis)bedienden/arbeiders in Paramaibo. Het grootste deel van die acht jaar besteedde hij vergeefs aan het zich los maken van dergelijke bezittingen.


De bemoeienis met Suriname kreeg een onverwacht vervolg, toen Pichot zestig jaar later de 'eenigste en beneficiaire erfgenaam' van zijn zoon Quirin George bleek te zijn (1834). Hij was inmiddels 81 en benoemde zijn schoonzoon F.N.L. Aberson (Haarlem) en F.G. Pichot l'Espinasse (Paramaribo){{Refn|group=noot|F.G. Pichot l'Espinasse was net als Quirin Pichot administrateur van beroep, zij het waarschijnlijk een generatie later. Gezien de achternaam is er mogelijk een falierelatie geweest.}} gezamenlijk tot executeurs en gemachtigden, om namens hem de boedel Q.G. Pichot af te handelen.<ref>Nieuwe Surinaamsche Courant, 8 januari 1835.</ref>
De bemoeienis met Suriname kreeg een onverwacht vervolg, toen Pichot ruim vijftig jaar later de 'eenigste en beneficiaire erfgenaam' van zijn zoon Quirin George bleek te zijn (1834). Hij was inmiddels 81 en benoemde zijn schoonzoon F.N.L. Aberson (Haarlem) en F.G. Pichot l'Espinasse (Paramaribo){{Refn|group=noot|F.G. Pichot l'Espinasse was net als Quirin Pichot administrateur van beroep, zij het waarschijnlijk een generatie later. Gezien de achternaam is er mogelijk een falierelatie geweest.}} gezamenlijk tot executeurs en gemachtigden, om namens hem de 'Boedel Q.G. Pichot' af te handelen.<ref>Nieuwe Surinaamsche Courant, 8 januari 1835.</ref>


== Nageslacht ==
== Nageslacht ==
Regel 71: Regel 71:
# [[Pichot#Quirin George Pichot|Quirijn George Pichot]] (Maastricht, 1776 - Nijmegen, 1834), administrateur plantages en lid van het Hof van Politie in Suriname, huwde 1) Clasina Susanna Lemmers (Bergen op Zoom, ca 1767-Paramaribo 1828);<ref>De wapenheraut, jrg. 20 (1916) p. 90. Geraadpleegd op Delpher op 10-12-2023 [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB26:000398001:00007].</ref> 2) huwde op 22 maart 1829 Louise Henriette Spiering (Haarlem, 1792 - Haarlem, 1838){{Refn|group=noot|Louise Henriette Spiering huwde eerder in 1810 Jan Pieter Hendrik Kleine, secretaris van de gouverneur van Suriname, die in 1824 overleed.<ref>DNL 43 (1925) p. 60.</ref>}} <ref>Advertentie. "Opregte Haarlemsche Courant". Haarlem, 28-05-1829, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 13-12-2023 [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010515780:mpeg21:p002%3E]</ref> Hij bleef kinderloos.
# [[Pichot#Quirin George Pichot|Quirijn George Pichot]] (Maastricht, 1776 - Nijmegen, 1834), administrateur plantages en lid van het Hof van Politie in Suriname, huwde 1) Clasina Susanna Lemmers (Bergen op Zoom, ca 1767-Paramaribo 1828);<ref>De wapenheraut, jrg. 20 (1916) p. 90. Geraadpleegd op Delpher op 10-12-2023 [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB26:000398001:00007].</ref> 2) huwde op 22 maart 1829 Louise Henriette Spiering (Haarlem, 1792 - Haarlem, 1838){{Refn|group=noot|Louise Henriette Spiering huwde eerder in 1810 Jan Pieter Hendrik Kleine, secretaris van de gouverneur van Suriname, die in 1824 overleed.<ref>DNL 43 (1925) p. 60.</ref>}} <ref>Advertentie. "Opregte Haarlemsche Courant". Haarlem, 28-05-1829, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 13-12-2023 [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010515780:mpeg21:p002%3E]</ref> Hij bleef kinderloos.
# Frederic August Pichot (1777-1837), controleur waarborg voor gouden en zilveren werken, gehuwd met jkvr. Johanna Cornelia Hubertina [[Hesselt van Dinter]], 1776-1843, 5 kinderen
# Frederic August Pichot (1777-1837), controleur waarborg voor gouden en zilveren werken, gehuwd met jkvr. Johanna Cornelia Hubertina [[Hesselt van Dinter]], 1776-1843, 5 kinderen
# Daniel Louis Pichot (1779-1856), distillateur, militair, commissaris van politie te Schiedam, gehuwd met Henrietta Lucretia Pichot (1782-1834), 6 kinderen
# Daniel Louis Pichot (1779-1856), distillateur, militair, commissaris van politie te Schiedam, gehuwd met Henrietta Lucretia Pichot (1782-1834); er is een straatnaam naar hem vernoemd in Schiedam; 6 kinderen
# Sigismunda Jeanne Catharina Pichot (1780-1875), gehuwd met Samuel Paulus Pichot Lespinasse (1772-1835), 6 kinderen
# Sigismunda Jeanne Catharina Pichot (1780-1875), gehuwd met Samuel Paulus Pichot Lespinasse (1772-1835), 6 kinderen
# Carel Quirijn Pichot (1782-1802), overleden in Paramaribo
# Carel Quirijn Pichot (1782-1802), overleden in Paramaribo
Regel 89: Regel 89:
== Trivia ==
== Trivia ==
* In 1874 schreef Jan Willem Pichot eigenhandig een geheim codicil bij zijn (niet nader bekend) testament,<ref>'Akte van indorsatie van een besloten testament, 11 mei 1874'. Stadsarchief Amsterdam, notariële akte,
* In 1874 schreef Jan Willem Pichot eigenhandig een geheim codicil bij zijn (niet nader bekend) testament,<ref>'Akte van indorsatie van een besloten testament, 11 mei 1874'. Stadsarchief Amsterdam, notariële akte,
[https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21e0-045b-666d-e053-b784100a1840 scan online]</ref> waarbij hij zijn zoon expliciet onterfde met betrekking tot de buitenplaats Liezigt, gelegen langs de Amsterdamse/Haarlemmer Trekvaart, 'over het Tolhek onder Spaarnewoude', die hij waarschijnlijk in mei 1873 had aangekocht.<ref>Advertentie. "Oprechte Haerlemsche courant". Haerlem, 04-05-1773, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 29-12-2023, [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010800176:mpeg21:p002 tekst online]</ref> De zoon mag nimmer dat buiten bezitten of zelfs bewonen. Het moet tezijnertijd verkocht worden ten bate van de Diaconie Armen der Nederduitse gereformeerde gemeente te Amsterdam.<ref>Tekst codicil, Stadsarchief Amsterdam, notariële akte, 19 oktober 1775 [https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21df-e5aa-666d-e053-b784100a1840 scan online]</ref> Frappant is dat vader Pichot elke paar jaar dit geheime codicil opnieuw bij een notaris liet passeren. Het waarom van deze uitsluiting is niet duidelijk. Jan Willem Pichot zou Liezigt uiteindelijk verkopen in 1783.<ref>Familiebericht. "Diemer- of Watergraafs-meersche courant". Amsterdam, 23-06-1783, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 29-12-2023, [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010721033:mpeg21:p002 tekst online]</ref>
[https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21e0-045b-666d-e053-b784100a1840 scan online]</ref> waarbij hij zijn zoon expliciet onterfde met betrekking tot de buitenplaats Liezigt, gelegen langs de Amsterdamse/Haarlemmer Trekvaart, 'over het Tolhek onder Spaarnewoude', die hij waarschijnlijk in mei 1873 had aangekocht.<ref>Advertentie. "Oprechte Haerlemsche courant". Haerlem, 04-05-1773, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 29-12-2023, [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010800176:mpeg21:p002 tekst online]</ref> Hij bepaalde dat zijn zoon nimmer dat buiten mocht bezitten of zelfs bewonen. Het moest na zijn overlijden worden verkocht ten bate van de Diaconie Armen der Nederduitse gereformeerde gemeente te Amsterdam.<ref>Tekst codicil, Stadsarchief Amsterdam, notariële akte, 19 oktober 1775 [https://archief.amsterdam/indexen/deeds/9d6d21df-e5aa-666d-e053-b784100a1840 scan online]</ref> Frappant is dat Pichot sr. in de volgende jaren dit geheime codicil meermaals opnieuw bij een notaris liet passeren. Het waarom van deze uitsluiting is niet duidelijk. Jan Willem Pichot zou Liezigt uiteindelijk verkopen in 1783.<ref>Familiebericht. "Diemer- of Watergraafs-meersche courant". Amsterdam, 23-06-1783, p. 2. Geraadpleegd op Delpher op 29-12-2023, [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010721033:mpeg21:p002 tekst online]</ref>
* In september 1817 ontstond in de [[Groote Sociëteit (Maastricht)|Groote Sociëteit]] op het [[Vrijthof (Maastricht)|Vrijthof]] een ruzie tussen Pichot en graaf Van Dam, de [[Lijst van garnizoenscommandanten van Maastricht|commandant der vesting]]. Pichot ondervroeg Van Dam over de militaire zaken van de stad, wat die laatste onbetamelijk vond. Van Dam had een zweepje bij zich en sloeg Pichot daarmee op de benen, uitroepend: "Je vous pulveriserai, vous croyez être des Bourguemaîtres d'Amsterdam. Je me fous des Bourguemaîtres!"<ref>Kessels-Van der Heijde (2002), p. 99.</ref>
* In september 1817 ontstond in de [[Groote Sociëteit (Maastricht)|Groote Sociëteit]] op het [[Vrijthof (Maastricht)|Vrijthof]] een ruzie tussen Pichot en graaf Van Dam, de [[Lijst van garnizoenscommandanten van Maastricht|commandant der vesting]]. Pichot ondervroeg Van Dam over de militaire zaken van de stad, wat die laatste onbetamelijk vond. Van Dam had een zweepje bij zich en sloeg Pichot daarmee op de benen, uitroepend: "Je vous pulveriserai, vous croyez être des Bourguemaîtres d'Amsterdam. Je me fous des Bourguemaîtres!"<ref>Kessels-Van der Heijde (2002), p. 99.</ref>
* Toen Pichot en zijn vriend Van Engelshoven in 1833 tijdens een jachtpartij een herberg bezochten in de omgeving van [[Beek (Limburg)|Beek]], ontstond een schermutseling met de plaatselijke veldwachter Wijnen, die hun wapenvergunning wilde controleren. In het daarop volgende gevecht liep Wijnen flinke klappen op.<ref>Verbeet (1978), p. 280.</ref>
* Toen Pichot en zijn vriend Van Engelshoven in 1833 tijdens een jachtpartij een herberg bezochten in de omgeving van [[Beek (Limburg)|Beek]], ontstond een schermutseling met de plaatselijke veldwachter Wijnen, die hun wapenvergunning wilde controleren. In het daarop volgende gevecht liep Wijnen flinke klappen op.<ref>Verbeet (1978), p. 280.</ref>

Versie van 30 dec 2023 23:28

Ephraim Daniel Pichot
Pichot, in 1909 geschilderd door Henri Goovaerts naar een oudere tekening (portrettengalerij Stadhuis Maastricht)
Pichot, in 1909 geschilderd door Henri Goovaerts naar een oudere tekening (portrettengalerij Stadhuis Maastricht)
Algemeen
Geboren Paramaribo, 21 januari 1753
Overleden Maastricht, 27 februari 1847
Partij regeringsgezind[1]
Religie protestants (lid Waalse kerk)
Functies
1815-1844 gemeenteraadslid van Maastricht[2]
1815-1821 mede-burgemeester van Maastricht
1822-1835 schepen van Maastricht[2]
1815-1816 Provinciale Statenlid Noord-Brabant
1816-1820 Provinciale Statenlid Limburg
Officiële website
Portaal  Portaalicoon   Politiek
Maastricht

Ephraim Daniel (roepnaam: Daniel) Pichot (Paramaribo, 21 januari 1753 - Maastricht, 27 februari 1847) was een Nederlands militair, politicus en bestuurder. Hij was onder andere rechter, mede-burgemeester van Maastricht en schepen van Maastricht en lid van Provinciale Staten van Noord-Brabant en Limburg.

Levensloop

Ephraim Daniel Pichot was een telg uit het van oorsprong Franse hugenotengeslacht Pichot, waarvan leden eind zeventiende eeuw via Amsterdam in Suriname (kolonie) terechtkwamen. Hij was de enige zoon van Jan Willem Pichot (1730-1802) en Anna Maria van der Beets (1725-1758). Waarschijnlijk had hij drie jongere zussen, die echter zeer jong stierven. Zijn moeder overleed toen hij nog geen vijf jaar oud was.

Pichot vertrok omstreeks 1770 als 17-jarige uit Suriname om in Nederland een militaire loopbaan te kiezen in het Staatse leger. Het was een leger van huurlingen: (inter)nationale beroepsmilitairen die tekenden voor een bepaalde periode. Aanvankelijk diende Pichot als ritmeester bij de cavalerie in het garnizoen te Maastricht.[3] Hij huwde op 24 april 1774 te Valkenburg en was eind dat jaar waarschijnlijk gedetacheerd in Den Bosch, daar zijn eerste kinderen daar werden geboren. Enkele jaren later werd hij als luitenant benoemd bij het garnizoen te Maastricht. Hij bracht het uiteindelijk tot kapitein der Staatse cavalerie. Omstreeks 1782 was hij reeds 'oud-kapitein'.[4] Bij de komst van de Fransen in 1794 zou hij om het strijdgewoel te ontlopen net als veel anderen kortstondig de stad hebben verlaten, mogelijk naar Amsterdam. Kort na de inname van Maastricht keerde hij terug. [noot 1]

Over Pichots activiteiten na zijn militaire carrière en tijdens de twintig jaren die de Franse Tijd in Limburg duurde (1794-1814), is weinig met zekerheid te zeggen. Hij was in 1794 ruim veertig jaar oud en stond bekend als tegenstander van het Franse bewind. Zoals veel Maastrichtenaren uit de hogere burgerij was hij lid van de vrijmetselarij en wel van de francofiele loge 'La Constance'.[6] In tegenstelling tot collega's die vanaf het begin bestuursfuncties vervulden, liet hij zich echter niet in met de Franse overheid. Hij was orangist; zijn kinderen zouden allen huwen met telgen uit vooraanstaande Staatse, protestantse (bestuurs)families.[7] Bekend is, dat Napoleon op 21 januari 1810 een aantal zonen van plaatselijke notabelen, waaronder Pichot, tot onderluitenant benoemde, om te worden opgeleid aan een van de Franse militaire academies.[noot 2] De benoeming was deels bedoeld om voormalige tegenstanders van het Frans bewind de kans te geven zich te rehabiliteren. Ondanks Pichots verzoek om uitstel, viel er aan de maatregel niet te tornen. Of deze Pichot gunstiger stemde ten aanzien van het Frans bewind, is de vraag.[9]

Naar verluidt was Pichot in de Franse Tijd actief als ondernemer, hoewel niet duidelijk is op welk terrein. In mei 1815 stelde hij in elk geval 40 tot 50 werknemers uit zijn "atelier" ter beschikking om het Fort Willem I versneld te kunnen afbouwen.[10] Waarschijnlijk was hij tevens actief binnen de Waalse gemeente.[noot 3]

Onmiddellijk na het vertrek van de Fransen kreeg Pichot bestuurlijke functies. In 1814-1815 was hij lid van Provinciale Staten, eerst in Noord-Brabant (van 19 september 1814 tot ergens in 1815),[noot 4] daarna in het verenigde Limburg (18 maart 1816 tot 1 juli 1820).[13][14] Dat hij in 1820 niet als Statenlid herkozen werd, had mogelijk te maken met zijn oranjegezindheid, een overtuiging die op dat moment minder goed lag in de Maastrichtse en Limburgse politiek.[15]

In 1815 werd Pichot tot mede-burgemeester van Maastricht benoemd, samen met André Charles Membrede, Godart van Slijpe en Théodore Joseph de Billehé de Valensart. Membrede was voorzitter van het college van burgemeesters, ofwel 'eerste burgemeester'.[16] In 1819 werd hij opnieuw gekozen, nu in een college van drie burgemeesters, met Van Slijpe en Jean François Hennequin. Die laatste viel in 1821 af vanwege de 'schutterijkwestie', toen de koning hoogstpersoonlijk ingreep en de raad op non-actief stelde. Vanaf 1822 kon Pichot zijn taak tot 1830 voortzetten, nu als 'president-burgemeester'. Vanaf 1823 werd hij ook wel 'eerste schepen' genoemd.[noot 5] De periode 1830-1839, toen de stad bestuurd werd door generaal Dibbets, vormde een onderbreking, maar Pichot zou daarna tot 1844 lid blijven van het stadsbestuur.[18] Pichot was onder het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden ook steeds een van de leden van het Kiescollege van Maastricht.[19]

Naast zijn bestuursfuncties werd Pichot in 1815 tot rechter benoemd bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Maastricht, tegelijk met P. van Slijpe.[20]. Dit was een oudere broer van burgemeester Jan Godart van Slijpe, wiens dochter in 1814 met een zoon van Pichot was getrouwd. Begin 1831 werd Pichot als rechter ontslagen. Dat was ten tijde van de Belgische Opstand en de blokkade van Maastricht (1830-1833), toen de rechtbank door het Belgisch Voorlopig Bewind provisorisch was verplaatst naar Tongeren.

Op 27 juni 1835 werd Pichot benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.[21]

Pichot overleefde het merendeel van zijn kinderen en stierf op 27 februari 1847 op 94-jarige leeftijd in zijn huis aan de Bredestraat.[22]

Onroerend goed

Al vóór de Franse Tijd was Ephraim Daniel Pichot een vermogend man. Kort na zijn huwelijk sloot hij bij twee Amsterdamse handelaren een lening af tot een bedrag van ƒ 20.000,[noot 6] waarvoor zijn vader borg stond. Onderpand was de te verwachten opbrengst van zijn Surinaamse goederen.[24] In 1882 betaalde zijn vader hem ƒ 50.000 voor de aankoop van die goederen.

Als jong officier in de garnizoenen van Maastricht (en korte tijd 's-Hertogenbosch) was hij ongetwijfeld ingekwartierd bij particulieren. Alleen de gewone soldaat woonde in de kazerne c.q. de barakken. Zijn oudste kinderen (een tweeling) werden geboren in 's-Hertogenbosch; de anderen in Maastricht. Aangenomen mag worden, dat Pichot een deel van zijn lening aanwendde voor de aankoop van onroerend goed in Maastricht. De jongste zoon werd in 1889 geboren in Bunde en ingeschreven in het doopregister van de Hervormde Gemeente te Meerssen, destijds als simultaankerk het kerkgebouw delend met de rooms-katholieke parochie van Meerssen.[25] Mogelijk bezat hij toen in Bunde een buitenhuis.

In de Franse Tijd heeft hij mogelijk zijn al riante financiële status aangevuld, hetzij door industriële of handelsactiviteiten, hetzij door de aankoop van nationale goederen. In 1818 behoorde hij in Maastricht tot de hoogst aangeslagen burgers voor de belasting, maar was zeker niet de meest kapitaalkrachtige in dit gezelschap. In de ranglijst van 178 personen stond hij op plaats 157.[26][27]

In Maastricht bezat hij omstreeks 1809 een statig en kapitaal pand aan de zuidzijde van de Rue Large (Bredestraat): nr. 811 (anno 2023: nr. 25, naast het Veilinghuis Dickhaut), dat vanwege de gevelsteen bekend stond als 'De Gulden Cop'. Het perceel Rue Large 811 liep vrij ver door naar het zuiden. Halverwege verbreedde het zich en omvatte hier een rijtje van zeven huizen aan de Lantaarnstraat, destijds de nrs. 787 t/m 794 (tegenwoordig: Lantaarnstraat 5 t/m 9).[noot 7] Drie maanden na zijn overlijden in 1847 werd Bredestraat 25 openbaar verkocht.[30]

Wel of geen slavernijverleden?

Zoals veel geslachten van Nederlandse kolonisten in de zeventiende en achttiende eeuw, bezat het geslacht Pichot in Suriname diverse plantages (o.a. 'Lust en Rust') en waren slavenhouders.[noot 8] Ephraim Daniels vader Jan Willem Pichot en diens stiefvader Salomon du Plessis woonden in Amsterdam,[noot 9] maar bezaten tal van bezittingen in de kolonie. Ephraim Daniel erfde begin 1774 goederen van zijn grootmoeder van moederszijde, Susanna Nute, weduwe van Ephraim Comans Scherping.[noot 10] De berucht geworden plantagehoudster Susanna du Plessis (1739-1795), die niet alleen van haar puissant rijke vader Salomon du Plessis zou erven, maar tevens van haar broer Reinier Isaac du Plessis[34] was een halfzuster van zijn vader. Het grootste deel van haar omvangrijke bezit kwam in 1795 terecht bij de zesjarige jongste zoon van Pichot.[25]

Dat alles betekent echter niet, dat Ephraim Daniel Pichot 'dus ook' plantage- en slavenhouder is geweest. Het tegendeel blijkt het geval. Als jongeman van 21 bezat hij als onmondige erfgenaam van zijn grootmoeder een vierde deel van de koffieplantage 'Lust en Rust', gelegen aan de Surinamerivier, een vierde deel van de suikerplantage 'Parracabo', gelegen aan de Pauluskreek,[noot 11] van de plantageslaven en van de huurslaven te Paramaribo. Zolang hij minderjarig was, beheerden zijn voogden (zijn vader Jan Willem Pichot en diens stiefvader Salomon du Plessis) dit bezit. Toen hij als 22-jarige in april 1774 huwde, werd hij vervroegd meerderjarig[noot 12] en kwam dus in het bezit van zijn erfenis. De voogdij verviel hiermee, maar reeds op 24 juni tekende hij te Amsterdam twee notariële akten waarbij het beheer voorlopig gecontinueerd zou worden door de eerdere zaakgelastigden.[noot 13] De hierboven genoemde lening die Pichot in januari 1775 afsloot, had als onderpand de opbrengst van zijn goederen in Suriname. De zaken vlotten echter niet erg. Begin 1777 ontsloeg hij zijn zaakgelastigde Stolkert en gaf het beheer volledig in handen van Christoffel Nagel, met de expliciete opdracht alles zo snel mogelijk te verkopen.[noot 14] Er schijnt weinig belangstelling voor te zijn geweest. Uiteindelijk kocht zijn vader het bezit met ingang van 1 mei 1782: het 4e deel van de plantage 'Rust en Lust', idem van de plantage 'Parracabo' 'ende der zelver gebouwen, bepotingen, beplantingen, slaven, zoo mans, wijver en kinderen, de verhuurslaven aan Paramaribo, daaronder mede begrepen vee, gereedschappen, meubilen, provisiën, en alle verdere ap- en dependentiën' ,[38] voor de som van 50.000 gulden.[noot 15]

Men kan zich afvragen waarom Pichot op 22-jarige leeftijd zijn koloniale bezittingen wilde verkopen, wat hem uiteindelijk pas op zijn dertigste lukte. Het is natuurlijk mogelijk dat hij gewoon wilde beschikken over het kapitaal en dat wilde investeren in een minder klimaat- en conjunctuurgevoelige belegging. De door hem in januari 1775 aangegane lening lijkt dit te bevestigen. Het is echter ook mogelijk dat hij daarnaast al vroeg de overtuiging kreeg dat slavernij mensonterend was. Hij had in zijn vormende jeugdjaren ongetwijfeld het reilen en zeilen op een plantage en de behandeling van slaven van dichtbij meegemaakt. Hoe het ook zij: duidelijk is, dat Ephraim Daniel Pichot als volwassene slechts acht jaar betrokken is geweest bij de arbeid van slaven op Surinaamse plantages, of als (huis)bedienden/arbeiders in Paramaibo. Het grootste deel van die acht jaar besteedde hij vergeefs aan het zich los maken van dergelijke bezittingen.

De bemoeienis met Suriname kreeg een onverwacht vervolg, toen Pichot ruim vijftig jaar later de 'eenigste en beneficiaire erfgenaam' van zijn zoon Quirin George bleek te zijn (1834). Hij was inmiddels 81 en benoemde zijn schoonzoon F.N.L. Aberson (Haarlem) en F.G. Pichot l'Espinasse (Paramaribo)[noot 16] gezamenlijk tot executeurs en gemachtigden, om namens hem de 'Boedel Q.G. Pichot' af te handelen.[40]

Nageslacht

Ephraim Daniel Pichot trad op 25 april 1774 te Valkenburg in het huwelijk met jonkvrouwe Sara Louisa Marie Desselers, geboren Hesselberg (Valkenburg, 1753 - Maastricht, 1814). De oudste twee kinderen, een tweeling, werden op 13 november van dat jaar geboren. Het echtpaar Pichot-Hesselberg kreeg uiteindelijk elf kinderen. [25]

  1. Johanna (gedoopt 16 november 1774-?)
  2. Jeanne Louise Pichot (1774-1835), gehuwd met Corneille Heereman (1761-1830), 5 kinderen
  3. Quirijn George Pichot (Maastricht, 1776 - Nijmegen, 1834), administrateur plantages en lid van het Hof van Politie in Suriname, huwde 1) Clasina Susanna Lemmers (Bergen op Zoom, ca 1767-Paramaribo 1828);[41] 2) huwde op 22 maart 1829 Louise Henriette Spiering (Haarlem, 1792 - Haarlem, 1838)[noot 17] [43] Hij bleef kinderloos.
  4. Frederic August Pichot (1777-1837), controleur waarborg voor gouden en zilveren werken, gehuwd met jkvr. Johanna Cornelia Hubertina Hesselt van Dinter, 1776-1843, 5 kinderen
  5. Daniel Louis Pichot (1779-1856), distillateur, militair, commissaris van politie te Schiedam, gehuwd met Henrietta Lucretia Pichot (1782-1834); er is een straatnaam naar hem vernoemd in Schiedam; 6 kinderen
  6. Sigismunda Jeanne Catharina Pichot (1780-1875), gehuwd met Samuel Paulus Pichot Lespinasse (1772-1835), 6 kinderen
  7. Carel Quirijn Pichot (1782-1802), overleden in Paramaribo
  8. Frederik Cornelis Marie Pichot (1784-1845), luitenant-kolonel Schutterij Maastricht, belastingontvanger te Maastricht (1828), burgemeester van Amby, ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw,[44] gehuwd met Cornelia Eleonora van Slijpe (1784-1840), dochter van de Maastrichtse burgemeester Godart van Slijpe, 5 kinderen [noot 18]
  9. Sophie Dorothé Pichot (1785-1865), gehuwd met de Fransman Louis-Joseph Moraux (1770-1823), belastingontvanger, lid conseil de préfecture, voorzitter vrijmetselaarsloge 'La Constance', 3 kinderen
  10. Marie Henriette Alexandrine Pichot (1787-1863) huwde in 1816 Frederik Nicolaas Lucretius Aberson (1779-1859)[noot 19]
  11. Salomon Reinier Marius Pichot (1789-1845), wiens familienaam kort na zijn geboorte gewijzigd werd in Pichot du Plessis, rechter te Maastricht (1817),[46] burgemeester van Cadier en Keer (1829-1831?), bouwheer Huis Blankenberg; huwde in 1812 te Maastricht Sara Alexandrine Collard (ca. 1789-1831), 8 kinderen

Nalatenschap

Bredestraat 25 anno 2016
  • Pichots portret werd in 1909 door Henri Goovaerts (1865-1912) geschilderd naar een oudere tekening in het bezit van dhr. M. Pichot du Plessis. Het in opdracht van het Maastrichtse gemeentebestuur vervaardigde olieverfschilderij bevindt zich in de burgemeestersportrettengalerij in het Stadhuis van Maastricht.[47][48] Waar het origineel is gebleven, is niet bekend.
  • Het herenhuis Bredestraat 25 bestaat nog steeds en is een rijksmonument. Volgens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed dateert het pand uit het eerste kwart van de negentiende eeuw.[49] Mogelijk werd het in opdracht van Pichot gebouwd of vernieuwd. Delen van de smalle en langgerekte achterbouw zijn mogelijk ouder. De panden Lantaarnstraat 5 t/m 9 lijken eerder nieuw of recent vernieuwd.
  • Enkele grafstenen van de families Pichot en Van Slijpe rondom de Sint-Walburgakerk in Amby zijn onderdeel van een rijksmonument.[50]
  • In de buurt Wittevrouwenveld in Maastricht-Oost is sinds 1947 een straat naar hem genoemd, de Schepen Pichotstraat.[2]

Trivia

  • In 1874 schreef Jan Willem Pichot eigenhandig een geheim codicil bij zijn (niet nader bekend) testament,[51] waarbij hij zijn zoon expliciet onterfde met betrekking tot de buitenplaats Liezigt, gelegen langs de Amsterdamse/Haarlemmer Trekvaart, 'over het Tolhek onder Spaarnewoude', die hij waarschijnlijk in mei 1873 had aangekocht.[52] Hij bepaalde dat zijn zoon nimmer dat buiten mocht bezitten of zelfs bewonen. Het moest na zijn overlijden worden verkocht ten bate van de Diaconie Armen der Nederduitse gereformeerde gemeente te Amsterdam.[53] Frappant is dat Pichot sr. in de volgende jaren dit geheime codicil meermaals opnieuw bij een notaris liet passeren. Het waarom van deze uitsluiting is niet duidelijk. Jan Willem Pichot zou Liezigt uiteindelijk verkopen in 1783.[54]
  • In september 1817 ontstond in de Groote Sociëteit op het Vrijthof een ruzie tussen Pichot en graaf Van Dam, de commandant der vesting. Pichot ondervroeg Van Dam over de militaire zaken van de stad, wat die laatste onbetamelijk vond. Van Dam had een zweepje bij zich en sloeg Pichot daarmee op de benen, uitroepend: "Je vous pulveriserai, vous croyez être des Bourguemaîtres d'Amsterdam. Je me fous des Bourguemaîtres!"[55]
  • Toen Pichot en zijn vriend Van Engelshoven in 1833 tijdens een jachtpartij een herberg bezochten in de omgeving van Beek, ontstond een schermutseling met de plaatselijke veldwachter Wijnen, die hun wapenvergunning wilde controleren. In het daarop volgende gevecht liep Wijnen flinke klappen op.[56]

Bronnen, noten en verwijzingen

Voorganger:
Christiaan Coenegracht
Mede-burgemeester van Maastricht
1815-1821
Opvolger:
Godart van Slijpe (deels met hem)