Samaria (stad)
De stad Samaria (Hebreeuws: שומרון Sjomron; Oudgrieks: Σαμάρεια Samáreia; Arabisch: السامرة as-Samira) was de residentie van de koningen van het oude koninkrijk Israël (het zogenaamde 10-stammenrijk), gelegen in het huidige Palestina op de Westelijke Jordaanoever. De stad werd ca. 879 v.Chr. op de hoogste heuvel uit de omgeving gesticht door koning Omri en uitgebreid door diens zoon Achab[1] Bij opgravingen is onder meer diens befaamde ivoren paleis gevonden.
Koning Shalmanesar V van het Assyrische Rijk belegerde Samaria van (724-722 v.Chr.), maar overleed tijdens het beleg (722 v.Chr.). Zijn zoon Sargon II volgde hem op en nam de stad in (720 v.Chr.). Dat luidde de definitieve val van het 10-stammenrijk in, waarna het koninkrijk een provincie van het Assyrische Rijk werd met Samaria als provinciehoofdstad. In later tijd is de stad herbouwd. Herodes de Grote gaf de stad de naam Sebaste, om daarmee keizer Augustus te eren.
De ruïnes van Samaria/Sebaste liggen nabij of in de huidige Palestijnse plaats Sebastia in Nablus.
- ↑ De stad Samaria livius.org