Naar inhoud springen

Poelschaatsenrijder

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door B kimmel (overleg | bijdragen) op 14 mei 2005 om 19:39.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Sjabloon:Taxobox begin Sjabloon:Taxobox image Sjabloon:Taxobox begin placement Sjabloon:Taxobox regnum entry Sjabloon:Taxobox divisio entry Sjabloon:Taxobox classis entry Sjabloon:Taxobox ordo entry Sjabloon:Taxobox familia entry Sjabloon:Taxobox genus entry Sjabloon:Taxobox end placement Sjabloon:Taxobox section binomial simple Sjabloon:Taxobox end Een schaatsenrijder (Gerris lacustris) is een insect uit de familie schaatsenrijders (Gerridae). In Nederland komen nog zeven andere soorten voor die echter minder algemeen zijn en er meestal sterk op lijken.

Beschrijving

Het lichaam is erg smal, met vaak kleine vleugels en vier lange poten waarmee relatief snel over het wateroppervlak bewogen kan worden. De kleur is bruin tot zwart en de buikzijde lichter, de maximale lengte ongeveer 12 millimeter zonder poten en antennes. Schaatsenrijders lijken sterk op vijverlopers (Hydrometra) en beeklopers (Velia), andere wantsen die op het wateroppervlak leven. Het verschil is dat een vijver- of beekloper hoger boven het water uitsteekt, loopt en niet 'schaatst' en zes duidelijke poten heeft. Een schaatsenrijder heeft er ook zes, maar het voorste paar zit helemaal bij de kop en is veel kleiner en tang-achtig.
De nimfen lijken al sterk op de volwassen exemplaren, hoewel kleiner en vleugelloos en het achterlijf is relatief veel korter.

Voortbeweging

Voortbewegen doet deze soort door met de pootjes te roeien, en zo kleine golfjes veroorzaken. Hier zet een schaatsenrijder zich tegen af en omdat de poten schoksgewijs worden bewogen lijkt de voortbeweging sterk op schaatsen. Onlangs is ontdekt dat de voortbeweging niet door de direct veroorzaakte golfjes mogelijk is, maar wat dieper in het water gelegen wervelingen. De middelste poten zijn de 'roeipoten' en de achterste zijn de 'stuurpoten'. Een schaatsenrijder kan dus over het water rennen, maar ook duiken en zelfs vliegen waardoor ver van het water kan worden overwinterd. Op het land echter is dit dier niet zo snel, en bij aanraking worden kleine sprongetjes gemaakt om te ontsnappen.
Het drijfvermogen is echter een ander verhaal. Vroeger werd gedacht dat de pootjes een beetje vettig zijn en omdat vet water afstoot ze blijven drijven. Het klopt dat de pootjes met een wasachtige stof bedekt zijn, maar het is gebleken dat het iets anders zit; onder de pootjes en ook op de buik zitten talloze kleine haartjes (setae) die het water afstoten. Dat kan alleen als de haartjes zo klein zijn dat ze de oppervlaktespanning kunnen weestaan door een dun laagje lucht vast te houden. De haartjes op de poten zijn zo klein dat ze alleen te zien zijn met een electronenmicroscoop. Om te kunnen blijven drijven heeft een schaatsenrijder wel oppervlaktespanning nodig anders gaat het trucje niet meer op en verdrinkt hij.

Voedsel

Deze wants jaagt en eet ook op het wateroppervlak, en het voedsel bestaat uit kleine dieren die in het water vallen en niet kunnen zwemmen. Voorbeelden zijn kleine kevertjes en vliegjes maar ook wel kleine waterinsecten die naar boven komen om adem te halen zoals muggenlarven. Met de voorste, tangachtige poten worden de prooien gegrepen en vastgehouden, en vervolgens door de zuigsnuit worden doorboord en leeggezogen.