Naar inhoud springen

Kruisherenkerk (Maastricht)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Kleon3 (overleg | bijdragen) op 16 okt 2017 om 21:11.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Kruisherenkerk
De kerk vanuit het noordwesten
De kerk vanuit het noordwesten
Plaats Maastricht
Gewijd aan Heilig Kruis, Sint-Sebastiaan
Coördinaten 50° 51′ NB, 5° 41′ OL
Gebouwd in vanaf 1440
Uitbreiding(en) tot 1509
Restauratie(s) 1905-14; 2003-05
Sluiting 1796
Monumentale status rijksmonument
Monument­nummer 27253
Architectuur
Architect(en) Petrus Toorn & Johannes van Haeren (bouwmeesters); Daniël Knuttel & Rob Brouwers/SATIJNplus (restauratiearchitecten)
Bouwmateriaal Limburgse mergel, Naamse steen, leisteen
Stijlperiode gotiek
Afmeting 42,5 x 17 x 15 m
(l x b x h)
Afbeeldingen
Zicht op de noorderzijbeuk
Zicht op de noorderzijbeuk
Portaal  Portaalicoon   Christendom

De kruisherenkerk is een gotische kloosterkerk, die onderdeel is van het Kruisherenklooster in de Nederlandse stad Maastricht. Het mergelstenen gebouw dateert grotendeels uit de 15e eeuw en werd in 1966 aangewezen als rijksmonument.[1] Sinds 2005 is in het klooster een luxe hotel gevestigd, het Kruisherenhotel. De kerk fungeert als receptie, lobby, bar en restaurant van het hotel.

Geschiedenis

Zie Kruisherenklooster (Maastricht) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het Maastrichtse Kruisherenklooster was een relatief late vestiging (1438) van de Orde van het Heilig Kruis (Latijn: Ordo Sanctae Crucis, OSC). De kruisheren waren reguliere kanunniken, wat onder meer inhield dat het koorgebed een centrale plaats innam in het leven van de kanunniken. Voor het koorgebed kwam men meerdere keren daags samen in de kerk, die voor dat doel over een extra ruim priesterkoor beschikte. De kanunniken zaten gescheiden van het gewone volk in het koorgestoelte, aan weerszijde van het priesterkoor. Omdat de bouw van de kerk enkele tientallen jaren zou duren, werd in 1438 een noodkerkje in gebruik genomen, waarvan het altaar op 25 juli werd ingezegend door wijbisschop Dionysius van het bisdom Luik.[noten 1]

In 1440 legde prior Michael van Testelt de eerste steen voor de bouw van de kloosterkerk. Bouwmeesters waren Petrus Toorn (of Toom) en Johannes van Haeren.[2] Het koor was in 1459 voltooid en werd in de jaren daarna beschilderd, maar een nieuw hoofdaltaar werd pas in 1470 gewijd door wijbisschop Libertus van Broeckem.[noten 2] In 1480 werd de dakruiter met daarin een klokkenspel geleverd door Antonius van Visé vernield door blikseminslag en vervangen door een lagere. Pas in 1501, tijdens het prioraat van Walter Beckers van Herentals, ging men verder met de bouw van het schip en de zijbeuken van de kerk. Dat project kon in 1509 worden afgerond, waarna dezelfde prior de kerk verrijkte met tal van kunstvoorwerpen. Van de zijkapellen was er een gewijd aan de aartsengel Michaël, de beschermheilige van de orde, en een andere aan Sint-Anna.[3] Enkele broederschappen hadden in de Kruisherenkerk hun eigen altaren. In 1512 werd een houten beeld van Sint-Michaël besteld bij de bekende beeldsnijder Jan van Steffeswert. In 1516 werd een triomfbalk in het kerkschip aangebracht, waarop een kruisbeeld kwam te staan, dat door de schilder Meester Jacobus was gepolychromeerd.[noten 3] Het bewaard gebleven archief van het klooster vermeldt ook de aanschaf van diverse kostbare liturgische voorwerpen. Zo schonk het echtpaar Herman en Yda Alarts omstreeks 1500 stoffen om kazuifels en altaargordijnen van te maken en zilveren voorwerpen voor de eredienst.[4]

Tijdens het beleg van Maastricht door de Spanjaarden in 1579 raakten het klooster en de kerk zwaar beschadigd. Voor het herstel van de gebouwen moest prior Hubertus van Stavelot een deel van de kloosterbezittingen verkopen. Van de kerk moet het gewelf grotendeels worden vernieuwd. De nog aanwezige gewelfschilderingen dateren dan ook merendeels uit deze periode. In 1796 werd het klooster door de Franse overheid opgeheven en kregen de gebouwen een militaire bestemming, eerst als munitiemagazijn, daarna als kazerne. Dat bleef zo na het vertrek van de Fransen in 1814, toen de gebouwen dienst deden als kledingmagazijn en garnizoensbakkerij. Eind 19e eeuw trok Victor de Stuers zich het lot van het vervallen klooster aan. Hij was het die zorgde voor een nieuwe bestemming en herstel van de gebouwen.[5] Vanaf 1897 betrok het Rijkslandbouwproefstation de kloostervleugels, welke in de jaren daaropvolgend werden gerestaureerd en heringericht.[6] De kerk werd in 1912-14 onder leiding van rijksbouwmeester Daniël Knuttel gerestaureerd,[7] waarbij diverse fragmenten van beeldhouwwerken werden aangetroffen.[noten 4] Daarna is de kerk onder meer gebruikt als tentoonstellingsruimte, vergaderzaal en stempellokaal voor werklozen, tot ze in 1941 bij het proefstation werd gevoegd. Hoewel in dat jaar het Rijkslandbouwproefstation zijn bibliotheek en archief naar de kerk had overgebracht, werd de kerk kort daarop gevorderd door de Duitse bezetters, na de bevrijding van Maastricht door de Amerikanen en van 1945-47 door Het Nederlandse Beheersinstituut (voor de opslag van inboedels). In 1953 werd een houten loods in de kerk geplaatst, waarin extra laboratoria een plaats kregen.[8]

Plaquette huiszegen St-Servaas

Eind jaren 1970 werd dit instituut naar de Landbouwuniversiteit Wageningen verplaatst, waarna de gemeente Maastricht het gebouw van het Rijk overnam. Tijdens de restauratie van de Sint-Servaasbasiliek en de simultaan daarmee verlopende archeologische opgravingen, werd de Kruisherenkerk van 1983-93 benut als parochiekerk door de Sint-Servaasparochie. Ook had Opera Zuid hier vanaf 1991 enige tijd haar repetitie- en opslagruimtes.

In 2000 werd het complex verkocht aan de ondernemer Camille Oostwegel, waarna het van 2003-05 werd gerestaureerd en omgebouwd tot luxehotel onder de naam Kruisherenhotel. Tijdens de officiële opening van het hotel op 1 september 2005 werd door emeritus generaal-overste Rein Vaanhold van de Orde der Kruisheren aangestipt dat de nieuwe bestemming, het bieden van gastvrijheid, aansluit bij die van het voormalige klooster.[5][9]

Beschrijving

Exterieur

De Kruisherenkerk is gebouwd tussen 1440 en 1470. Het is een driebeukige kloosterkerk in Maasgotische stijl. De westgevel doet qua indeling en materiaalgebruik (Limburgse mergel op een plint van Naamse steen) denken aan die van de Dominicanenkerk en de Oude Minderbroederskerk in Maastricht, die echter twee eeuwen ouder zijn. De gevel wordt gedomineerd door een groot spitsboogvenster, dat in de 19e eeuw was dichtgemetseld en dat bij de restauratie begin 20e eeuw nieuw maaswerk en kleurloos glas in lood kreeg. Daarboven bevindt zich boven een waterlijst een eveneens spitsbogige blindtracering. De topgevel wordt bekroond door een hardstenen kruis. De zuidbeuk is hier geheel opgenomen in de aansluitende kloostervleugel en dus onzichtbaar aan de westzijde. De westelijke gevel van de noordbeuk heeft een spitsboogvenster en loopt naar buiten toe trapvormig af. De oostelijke gevel van deze beuk is daar het spiegelbeeld van. De noordbeuk telt aan de lange zijde vijf spitsboogvensters, waarvan het meest oostelijke blind is, en daartussen steunberen. Onder het blinde venster bevindt zich de hoofdingang van het hotel, die door middel van een koperen, tunnelachtige doorgang geaccentueerd wordt. Vanaf de noordzijde zijn tevens de deels blinde spitsboogvensters van de lichtbeuk te zien. Het koor is even hoog als het middenschip. De vijf spitsboogvensters, inclusief het maaswerk, zijn bij de restauratie begin 20e eeuw opnieuw aangebracht. Ze lopen niet, zoals elders, door tot aan de plint van Naamse steen.

Interieur

Architectuur

De totale lengte van de kerk is circa 42,6 m (binnensmuurs gemeten). De breedte, inclusief de zijbeuken bedraagt circa 17 m. De hoogte van zowel middenschip als koor is 14,85 m; de zijbeuken zijn lager. Het middenschip is 24,5 m lang en 10 m breed. Het bestaat uit vijf traveeën en wordt gedekt door een netgewelf, dat waarschijnlijk pas bij de herstelwerkzaamheden na het beleg van 1579 tot stand kwam. De overgang tussen dit gewelf en het kruisribgewelf van het priesterkoor is goed te zien, doordat de aansluiting niet naadloos is. Het koor bestaat uit twee traveeën en een zevenzijdige apsis. De vijf hoge spitsboogramen zorgen ervoor dat het koor in een zee van licht baadt. De noordbeuk is 4,5 m breed en 7,7 m hoog. De zuilen tussen schip en noordbeuk zijn van Naamse steen. De slechts 2,4 m brede zuidbeuk is geen volwaardige zijbeuk en bestaat in feite uit vijf kapellen, die na een doorbraak van de zuidelijke muur van het schip tussen de steunberen zijn gebouwd. Twee van deze kapellen zijn nog als zodanig te herkennen, onder meer door de aanwezigheid van zijaltaren (zie hieronder).[10]

Schilderkunst

In de meest westelijke zijkapel is een grote wandschildering aangebracht, vermoedelijk uit het tweede kwart van de 16e eeuw. De schildering bestaat uit acht taferelen uit de legende van de heilige Gertrudis van Nijvel. Zes taferelen zijn binnen de spitsboog op de zuidwand van de kapel aangebracht; de twee andere bevinden zich boven het altaar en daartegenover. De wandschilderingen tonen onder andere de geboorte van Gertrudis, Gertrudis die als non de sluier aanneemt, een bisschop die het klooster in Nijvel wijdt, Gertrudis die een brandend huis redt en Gertrudis die een schip op een stormachtige zee redt. Op de westwand is de zogenaamde "Sint-Geerteminnedronk" afgebeeld.[noten 5]

Het koorgewelf bevat 15e en 16e-eeuwse schilderingen van bloemen- en plantenslingers, maar ook passiewerktuigen, engelen, twee menselijke figuren ter weerszijde van een kruis, borstbeelden van monniken en ridders met banderollen. De opschriften zijn slecht leesbaar. Een deel van de schilderingen is in 1461 vervaardigd door Meester Gerardus in den Keijser, maar in de 16e eeuw zijn ze hersteld en aangevuld.[11][12]

Beeldhouwkunst

Maaskapitelen in noorderbeuk

De in de kerk bewaard gebleven bouwsculptuur getuigt van een rijk verleden.[noten 6] Indrukwekkend zijn de forse Maaskapitelen, die de bundelpijlers tussen het schip en de noorderzijbeuk sieren. De kruisribgewelven zijn versierd met gebeeldhouwde sluit- en kraagstenen. Vooral de vier koorconsoles met voorstellingen van de vier evangelistensymbolen, zijn fraai uitgewerkt. Tegen de zuidwand van het schip zijn twee reliëfs aangebracht. Het grootste bestaat in feite uit vier onder elkaar geplaatste onderdelen en herinnert aan een vidimus uit 1482, waarbij de deken van het Sint-Servaaskapittel een privilege van paus Johannes XXII uit 1318 bevestigde, dat de kruisheren het recht verleende de mis te celebreren, offergaven te innen, enz.[13] Ondanks de beschadigingen zijn de pauselijke tiara en de sleutels van Petrus duidelijk te herkennen. Daarboven is het kruis van de kruisheren geschilderd. Het is niet duidelijk of de onderste afbeelding (een astrologische klok of zonnewijzer?) enige relatie heeft met de rest. Een kleiner reliëf met jaartal 1595 toont een doorboord hart en twee in gebed gevouwen handen. In de twee zuidelijke kapellen zijn twee barokaltaren bewaard gebleven, opgebouwd van mergel en versierd met stucwerk in Lodewijk XIV-stijl.

Grafzerken

Detail grafzerk uit 1633 met alliantiewapen Meesters-Selen

In de kerk bevinden zich diverse grafzerken, zonder uitzondering van niet-religieuzen. Blijkbaar wensten veel Maastrichtenaren in deze kerk begraven te worden. Toch is het opmerkelijk dat geen zerken van kloosterlingen en andere geestelijken bewaard zijn gebleven. Zo is onder andere bekend dat de jezuïetenprediker Hendrik Denijs in 1571 in het koor van de kerk werd begraven en dat drie jaar later de deken van het Sint-Servaaskapittel, Nicolaas van der Straeten, in het graf ernaast ter aarde werd besteld.

Sommige nog bestaande zerken zijn later hergebruikt, zoals die van jonker Gerard van der Marck en zijn vrouw uit 1482, hergebruikt in 1618 voor Arnt Proenen en zijn vrouw, waarvan slechts de bovenste helft bewaard is gebleven.[noten 7] De zerk van Elisabeth en Vaes Nuellens uit 1510 is versierd met een voorstelling van het Lam Gods en de evangelistensymbolen in de vier hoeken.[noten 8] In een kapel verderop is tijdens de restauratie begin 20e eeuw een grote gebeeldhouwde zerk uit 1605 ingemetseld, die ooit het graf bedekte van Johan Sdrogen, burgemeester en schepen, en zijn echtgenote Verona Weertz.[noten 9] In de meest oostelijke kapel staat tegen de grafsteen uit 1639 met afgekapt wapenschild van Lysbeth Coenegracht, weduwe van Herman Jekermans.[noten 10] Tegen de muur van de noorderbeuk staat de deels afgesleten, 16e-eeuwse grafsteen van de familie van burgemeester Mathijs Nollens, die tevens waard was van een taveerne op de Houtmarkt.[noten 11] Tegen dezelfde muur, tegenwoordig alleen zichtbaar door de glazen achterwand van de toiletten, bevindt zich de 17e-eeuwse zerk met gebeeldhouwde wapenschilden van de families Meesters en Selen.[noten 12] Ernaast staat de zerk van burgemeester Andries van Stockhem en zijn vrouw Catharine.[noten 13]

Aanpassingen hotel

Zie Kruisherenhotel voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Ten behoeve van het in 2003-05 gerealiseerde hotel, zijn in de kerk twee vrijstaande entresols gebouwd volgens het box in box-principe, wat inhoudt dat deze toevoegingen "los" in het bestaande kerkgebouw zijn geplaatst en daardoor reversibel zijn. Op de kleine entresol in de noordbeuk is een lees- en studieruimte ingericht. De grote entresol is gebouwd in de lengterichting van het middenschip en het koor. Eronder bevindt zich een wijnbar en een glazen 'wijnkelder'. Het op de entresol gelegen restaurant biedt uitzicht op de gotische kerkramen en de gewelven. Dat laatste wordt enigermate belemmerd door de grote lichtinstallaties van de Duitse kunstenaar Ingo Maurer. Andere ingrepen in het gebouw, zoals de koperen tunnel bij de noordelijke entree, het eivormige kantoor naast de westelijke entree, de glazen lift, de loopbruggen en de toiletgroep, kunnen eveneens verwijderd worden zonder structurele schade aan te richten.

Zie de categorie Kruisherenkerk (Maastricht) van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.