Naar inhoud springen

Judiceratops

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Judiceratops
Status: Uitgestorven, als fossiel bekend
Judiceratops
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Superorde:Dinosauria (Dinosauriërs)
Orde:Ornithischia
Familie:Ceratopidae
Onderfamilie:Chasmosaurinae
Geslacht
Judiceratops
Longrich, 2013
Typesoort
Judiceratops tigris
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Judiceratops op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Dinosauriërs

Judiceratops is een geslacht van plantenetende ornithischische dinosauriërs, behorend tot de groep van de Ceratopia, dat tijdens het late Krijt leefde in het gebied van het huidige Noord-Amerika. De enige benoemde soort is Judiceratops tigris.

Vondst en naamgeving

[bewerken | brontekst bewerken]

De typesoort Judiceratops tigris is in 2013 benoemd en beschreven door Nicholas Longrich. De geslachtsnaam verwijst naar de Judith River Formation, waar resten van het dier zijn gevonden in de Skull Crest-vindplaats in Hill County, Montana. De soortaanduiding betekent "tijger" in het Latijn en is een verwijzing naar de mascotte van Princeton University, bedoeld als een eerbetoon aan de activiteiten van deze universiteit op het gebied van de paleontologie en meer in het bijzonder aan Jack Horner. Het was een team van Princeton University dat eind jaren zeventig, begin jaren tachtig de skeletten opgroef.

Een van de twee bronzen Princeton Tigers

Het holotype, YPM VPPU 022404, is opgegraven in lagen van de Judith River Formation die dateren uit het middelste Campanien en ongeveer achtenzeventig à zevenenzeventig miljoen jaar oud zijn. Het bestaat uit een gedeeltelijke schedel. Bewaard gebleven is een deel van de rechterbovenzijde van de schedel, inclusief een wenkbrauwhoorn, een stuk achterhoofd en het rechternekschild. Naast het holotype zijn verschillende andere specimina aan Judiceratops toegewezen. Deze omvatten YPM VPPU 023262, een bovenkant van een schedel inclusief de punten van de wenkbrauwhoorns, een traanbeen, de balk tussen de wandbeenderen en een linkersquamosum, en YPM VPPU 023411, een stuk schildrand met in vorm met die van het holotype overeenkomende episquamosalia. Specimen YPM VPPU 023261, een gedeeltelijke schedel, is onder voorbehoud ook aan de soort toegewezen, maar puur op basis van de herkomst; het toont geen autapomorfieën van Judiceratops. Het omvat het linkerjukbeen, het squamosum en de achterhoofdsknobbel. YPM VPPU 022404, YPM VPPU 023411 en YPM VPPU 023262 betreffen volwassen exemplaren zoals blijkt uit de vergroeiing van de osteodermen met de schildrand en het ruwere botoppervlak; YPM VPPU 023261 is een jongvolwassen individu met gladder bot en een niet-vergroeid epijugale, maar wel een vergroeide achterhoofdknobbel. De specimina maken deel uit van een deelcollectie van het Yale Peabody Museum, met name de Division of Vertebrate Paleontology Princeton University Collection.

Longrich vermoedt dat de soort ook aanwezig zal blijken in de even oude Foremost Beds en Oldman Beds in Alberta.

In 2014 gaf James Alexander Campbell een verbeterde en aanvullende beschrijving, gebaseerd op de oorspronkelijke fossielen.

Door de beperkte resten is de lichaamsomvang van Judiceratops lastig vaststelbaar. Longrich duidde daarbij aan dat de verhoudingen bij het nekschild atypisch zijn vergeleken met verwante soorten, wat een extrapolatie verder bemoeilijkt. Het gaat vermoedelijk om een middelgrote ceratopide.

Longrich wist enkele onderscheidende kenmerken vast te stellen. De beenbalk tussen de wandbeenderen is erg breed. De achterrand van het nekschild is afgerond. De osteodermen op de achterrand, de epiparietalia, zijn erg klein. Die op de schildranden, de episquamosalia, zijn forser en nemen naar voren in lengte toe. De achterste overlappen elkaar. De wenkbrauwhoorns zijn matig lang, steken naar voren en bezijden uit en hebben een druppelvormige doorsnede.

Rand van het wandbeen

Typische chasmosaurine kenmerken zijn dat het achterblad van het squamosum verlengd is — hoewel vrij kort voor die groep — en het buitenvlak van dit blad hol is. Het squamosum overlapt op hun raakvlak het wandbeen. Op de onderkant van dat raakvlak heeft het squamosum een ondiep hol facet. Het nekschild is vermoedelijk tamelijk kort. De grootte van de parietaalvensters, de openingen in het nekschild, is onbekend. De beenbalk tussen de wandbeenderen heeft geen richel op de middenlijn; hoewel breed in bovenaanzicht is het bot ervan dun in doorsnede. Met de afronding van de achterkant van de schildrand die de diagnose vermeldt, is niet bedoeld dat die rond zou zijn in bovenaanzicht — hij is juist vrij recht, hoewel niet staafvormig — maar dat een dwarsdoorsnede van het bot van het wandbeen een bol achterste profiel heeft. Dat bot is daarnaast achteraan matig verdikt. De achterkant heeft geen lipvormig opstaande rand zoals bij Chasmosaurus. Er zijn per zijde minstens drie epiparietalia. Het exacte aantal is door beschadigingen onbekend, maar wordt door Longrich niet hoger geschat dan zes. De epiparietalia zijn tamelijk klein, maar de episquamosalia bereiken juist een forse omvang: de grootste en voorste heeft een basisbreedte van twaalf centimeter en steekt zeven centimeter uit. Hij staat op de voorste hoek van de schildrand maar is wat schuin naar achteren gericht. Zijn punt is vrij spits. De tweede is wat kleiner dan de eerste en stomper. De overige episquamosalia zijn laag en breed. De episquamosalia krommen wat omhoog ten opzichte van de schildrand. Ze worden "overlappend" genoemd omdat ze wat om hun lengteas geroteerd zijn, waarbij de achterrand hoger ligt dan de voorrand, en dus ook iets boven de voorrand van de achterliggende osteoderm geplaatst is. Dit is een kenmerk dat eigenlijk typisch is voor de Centrosaurinae. De bases van de wenkbrauwhoorns hebben geen luchtholten die de hoorn binnendringen, maar bestaan uit sponsachtig bot. De binnenzijde van de basis gaat over in een dik secundair schedeldak bestaande uit de vergroeide voorhoofdsbeenderen. Iets voor en onder de basis van de wenkbrauwhoorn bevindt zich een bult op de oogkas, gevormd door een vergroeiing van het prefrontale en het traanbeen. Het epijugale van specimen YPM VPPU 023261 is klein; het jukbeen, dat de normale vlakke driestralige vorm heeft, maakt deel uit van de onderrand van het onderste slaapvenster, een basaal kenmerk.

Volgens de beschrijving van Campbell heeft Judiceratops een meer chasmosaurine morfologie dan Longrich dacht want de episquamosalia zijn in feite niet geroteerd maar liggen in hetzelfde horizontale vlak. Daarbij is het voorste episquamosale niet naar achteren maar naar voren gericht. De ovale doorsnede van de wenkbrauwhoorns is een echte autapomorfie evenals de brede meniscusvormige dwarsdoorsnede van de interparietale beenbalk tussen de schildvensters. Verder zijn typerend de brede achterbalk van het schild die daardoor de grootte van de vensters beperkt en de vier epiparietalia aan de zijrand waarvan dus het aantal, anders Longrich dacht, exact kon worden bepaald.

Judiceratops is binnen de Ceratopidae in de Chasmosaurinae geplaatst. Indien de plaatsing correct is, betreft het een van de oudste bekende chasmosaurinen. Volgens een cladistische analyse door Longrich staat Judiceratops basaal in de Chasmosaurinae, even waarschijnlijk direct verwant aan Chasmosaurus als aan een klade bestaande uit alle overige chasmosaurinen. Campbell bevestigde dat Judiceratops een chasmosaurine was. De verbeterde beschrijving weerlegt echter de hypothese dat het om de meest basale soort zou gaan. Volgens Campbell sluit het gebrek aan goede gegevens een betrouwbare gedetailleerde positionering uit.

Een mogelijke positie van Judiceratops in de evolutionaire stamboom volgens een analyse van Longrich uit 2015 toont het volgende kladogram:

Chasmosaurinae 

Mercuriceratops




Judiceratops




 Chasmosaurus 

Chasmosaurus sp. CMN 2280




Chasmosaurus belli



Chasmosaurus irvinensis





Mojoceratops





Agujaceratops





Pentaceratops aquilonius



Williams Fork chasmosaurine




Pentaceratops sternbergii



Utahceratops





 Kosmoceratops 

Kosmoceratops richardsoni



Kosmoceratops sp. CMN 8301






Anchiceratops



Almond Formation chasmosaurine






Bravoceratops



Coahuilaceratops





Arrhinoceratops


 Triceratopsini 

Titanoceratops




Torosaurus



Triceratops













De beschrijving van Judiceratops maakt deel uit van een ware explosie in de eenentwintigste eeuw aan nieuw benoemde ceratopide soorten. Longrich verklaarde de hoge variabiliteit voornamelijk door twee factoren: het bestaan van gescheiden ecosystemen of faunae en een korte levensduur van slechts enkele honderdduizenden jaren voor iedere soort.