kitsch
Uiterlijk
- kitsch
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘schijnkunst’ voor het eerst aangetroffen in 1937 [1]
- Komt van een Ripuarisch (taaldialectvorm die in Limburg, de Rijnstreek van Duitsland en Oost-België verspreid is) dialectwoord dat aangekoekt vuil betekent. In het Limburgse dialect is de betekenis van het woord klokhuis.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kitsch | - |
verkleinwoord | - | - |
de kitsch m
- schijnkunst die niet aanslaat met veel versieringen en/of de verkeerde materialen waarvan de meeste mensen denken dat het wansmaak is
- Wat een kitsch is dat, zeg!
- [1] kitscherig
1. schijnkunst die niet aanslaat met veel versieringen en/of de verkeerde materialen waarvan de meeste mensen denken dat het wansmaak is
- Het woord kitsch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kitsch" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kitsch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be