mokkel
Uiterlijk
- mok·kel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mokkel | mokkels |
verkleinwoord | mokkeltje | mokkeltjes |
vervoeging van |
---|
mokkelen |
mokkel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mokkelen
- Ik mokkel.
- gebiedende wijs van mokkelen
- Mokkel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mokkelen
- Mokkel je?
- Het woord mokkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mokkel" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "mokkel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ mokkel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ mokkel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be