belemmeren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  belemmeren    (hulp, bestand)
• IPA: / bəˈlɛmərə(n) / (4 lettergrepen)
  • (Noord-Nederland): /bəˈlɛmərə(n)/
  • (Vlaanderen, Brabant): /bəˈlɛmərə(n)/

Woordafbreking

• be·lem·me·ren

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘(ver)hinderen’ voor het eerst aangetroffen in 1285
• afgeleid van lam met het voorvoegsel be- met het achtervoegsel -en

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
belemmeren	belemmerde	belemmerd
zwak -d	volledig

Werkwoord

belemmeren

1. overgankelijk een factor vormen die een gebeurtenis of handeling (bijna) onmogelijk maakt

   • De slechte economische toestand van het land belemmerde de aanleg van de peperdure autosnelweg enorm. 
   • Door het slechte weer was alle treinveer belemmerd. 

   ▸ Tot nu toe had ze helemaal nog geen schmink gebruikt omdat Alfred had gewaarschuwd voor kleine infecties die de genezing konden belemmeren.

Verwante begrippen

• hinderen, storen, verstoren
• afdammen, afsluiten, beletten, obstructie voeren, opstoppen, stuiten, stuwen, tegenhouden, verhinderen, verijdelen, versperren, verstoppen

Afgeleide begrippen

• belemmering

Vertalingen

    1. een factor vormen die een gebeurtenis of handeling (bijna) onmogelijk maakt   

Duits: hemmen (de), behindern (de) Engels: hinder (en), impede (en), obstruct (en), hamper (en) Frans: gêner (fr), incommoder (fr), entraver (fr), embarrasser (fr)

Spaans: impedir (es), dificultar (es), bloquear (es), estorbar (es), obstruir (es), vedar (es), entorpecer (es), embarazar (es), obstar (es), contrarrestar (es), atajar (es), desbaratar (es), estancar (es), interceptar (es), molestar (es), privar el paso (es),

Gangbaarheid

• Het woord belemmeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "belemmeren" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.