ja-stem
Uiterlijk
- ja-stem
- samenstelling van ja bw en stem zn , gespeld met een koppelteken volgens spellingregel 6.I onder (6) "zelfnoemfunctie"
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ja-stem | ja-stemmen |
verkleinwoord | - | - |
- uitgesproken steun voor een voorstel bij besluitvorming waarbij alle leden van een groep zich voor of tegen kunnen uitspreken
- Veel partijen vonden dat de ja-stem van Turkse Nederlanders laat zien dat er grote problemen zijn met de integratie. [1]
- Het woord ja-stem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.