Full Download Brooks Cole Empowerment Series Becoming An Effective Policy Advocate 7th Edition Jansson Test Bank All Chapter 2024 PDF
Full Download Brooks Cole Empowerment Series Becoming An Effective Policy Advocate 7th Edition Jansson Test Bank All Chapter 2024 PDF
Full Download Brooks Cole Empowerment Series Becoming An Effective Policy Advocate 7th Edition Jansson Test Bank All Chapter 2024 PDF
https://testbankfan.com/product/brooks-cole-empowerment-series-
becoming-an-effective-policy-advocate-7th-edition-jansson-
solutions-manual/
https://testbankfan.com/product/brooks-cole-empowerment-series-
understanding-human-behavior-and-the-social-environment-9th-
edition-zastrow-test-bank/
https://testbankfan.com/product/brooks-cole-empowerment-series-
understanding-human-behavior-and-the-social-environment-9th-
edition-zastrow-solutions-manual/
https://testbankfan.com/product/empowerment-series-social-work-
and-social-welfare-8th-edition-ambrosino-test-bank/
Social Welfare Policy and Advocacy Advancing Social
Justice through 8 Policy Sectors 1st Edition Jansson
Test Bank
https://testbankfan.com/product/social-welfare-policy-and-
advocacy-advancing-social-justice-through-8-policy-sectors-1st-
edition-jansson-test-bank/
https://testbankfan.com/product/empowerment-series-understanding-
human-behavior-and-the-social-environment-10th-edition-zastrow-
test-bank/
https://testbankfan.com/product/empowerment-series-social-work-
and-social-welfare-8th-edition-ambrosino-solutions-manual/
https://testbankfan.com/product/empowerment-series-introduction-
to-social-work-and-social-welfare-5th-edition-kirst-ashman-test-
bank/
https://testbankfan.com/product/becoming-a-helper-7th-edition-
corey-test-bank/
Jansson, Becoming an Effective Policy Advocate, 7th Edition
Test Bank
1. In order to develop and defend a policy proposal, a policy advocate must go through
____ steps.
a. Four.
b. Six.
c. Seven.
d. Eight.
ANS: B
PG: 200
ANS: C
PG: 201
ANS: D
PG: 202
4. In order to effectively analyze the relative merits of two options, policy analysts must
first:
a. Judge each option on the basis of the same specific criteria.
b. Consider to what extent each option meets a social justice criteria.
c. Decide if an option will be cost effective.
d. Choose which option they prefer.
ANS: A
PG: 203-204
ANS: C
PG: 205-207
ANS: A
PG: 207
ANS: B
PG: 207-208
ANS: B
PG: 210
ANS: C
PG: 212
a. The perception of problems and solutions are shaped by culture and values.
b. Social workers must not let non-rational factors such as culture interfere in problem
solving.
c. Policy makers from all political ideologies agree on welfare issues.
d. Politicians are more worried about funding than about people.
ANS: A
PG: 214
ANS: D
PG: 215
12. Which of the following is a community factor that can cause welfare problems?
a. A person who is a single parent.
b. A parent of a child with disabilities.
c. The availability of public transport.
d. Dyslexia.
ANS: C
PG: 217-218
13. A researcher with ___________ perspectives will emphasize economic and social
inequalities as the cause of a problem.
a. Ecological.
b. Radical.
c. Medical.
d. Intraphysic.
ANS: B
PG: 219
14. Once a policy advocate has established a typology and analyzed the causation of a
problem, the next step is:
ANS: A
PG: 220
ANS: D
PG: 221
16. Giving assistance to a person as soon as a problem arises is known as
a. Primary prevention.
b. Secondary prevention.
c. Tertiary prevention.
d. Preventative strategy.
ANS: B
PG: 223
ANS: B
PG: 225-227
ANS: A
PG: 228-229
ANS: D
PG: 231-232
20. Which of the following is NOT one of the ambiguities or philosophical issues confronted
by policy advocates?
ANS: A
PG: 232-234
Another random document with
no related content on Scribd:
verpondings lijsten alstoen opgemaakt, 152 huizen, in andere lijsten
beloopt dat getal slechts 118: thans worden de wooningen begroot op
195. [7]
Het
WAPEN
De
KERKLIJKE REGEERING.
De
BEZIGHEDEN
De
LOGEMENTEN OF HERBERGEN
De
REISGELEGENHEDEN
Zijn ’t naast dat men zig naar Naarden begeeft, en aldaar van de
gelegenheid gebruik maakt. [1]
[Inhoud]
Het dorp Hilversum
Het luchtig HILVERSUM verkeerd een barre grond
Door nuttige akkerbouw, in schoone kooren velden,
En doet door konst en vlijt, van ouds haar naam in ’t rond,
Tot eer van Gooilands oord door haar Fabriken melden.
HET
DORP
H I LV E R S U M .
LIGGING.
NAAMSOORSPRONG.
WAPEN.
Wat het uitwendige des gebouws betreft, het pronkt met een spitsen
toren, en staat op een groot kerkhof dat met een’ muur omgeeven is: in
deezen muur, tegen over den ingang van de kerk, is een vry aanzienlijk
ijzeren hek, tusschen twee vierkanten steenen pijlaaren: boven op de
pijlaaren staat, op die aan de linkerzijde, het wapen van Holland, en op
het andere het dorpswapen bovengemeld; beiden door leeuwen
gehouden: op het voorste vlak der pijlaaren, boven aan, is, ter eene zijde,
uitgehouwen een schip, en ter andere zijde een wereldkloot: onder het
schip leest men den naam van Jan Jansz. Perk, en onder de
wereldkloot, Japje Rijkse Nagel: deeze waren echte lieden, en hebben
het gezegde hek aan de kerk geschonken: zijnde hetzelve in den brand
van 1766 onbeschadigd gebleeven.
Terwijl wij thans van kerk en kerkhof spreeken, kunnen wij niet af tevens
melding te maaken van de nieuwe buitenbegraafplaats, welke hier ter
plaatse gevonden wordt; en zeker niet weinig ten bewijze dient, hoe de
ingezetenen deezer plaatse wel te leiden zijn, indien men voorzichtiglijk
handelt, en den weg van overreding met hun inslaat: dit heilzaame werk
heeft zijn volkomen beslag gekreegen, en ’t geen niet weinig
verwondering baart bij hen die weeten, hoe het grootste deel der
ingezetenen den Roomschen Godsdienst is toegedaan; allen, zonder
onderscheid, hebben een bijna veertienhonderdjaarig vooroordeel
[6]weeten afteleggen, door hunne lijken niet meer binnen het Dorp en de
Kerk, maar buiten hetzelve te laaten begraaven——Deeze begraafplaats
ligt even buiten het Dorp; derzelver lengte is 354, en breedte 66 voeten
Rhijnlandsche maat; zij is omringd met eenen muur, 6 voeten boven den
grond; de ingang van deezen buitenhof is in het midden voorzien van een
ijzeren hek, op welks pilasters de woorden Gedenkt te sterven, geleezen
worden: tegen over dit hek vindt men een graf- of gedenk-naald op
eenen kleinen heuvel van groene zooden: op de grafnaald ziet men,
behalven een doodshoofd en twee schinkels in eene nis geplaatst, deeze
inscriptie: Het stof keert weder tot aarde, gelijk het geweest is, en de
geest weder tot God die hem gegeven heeft, en daar onder Salomon
——De toegang tot deeze stille rustplaats der dooden is, als eene alléé,
beplant met een dubbelde rei van ijpen- en sparren-boomen, terwijl alles
in de volkomenste orde, en zo zindelijk gehouden wordt, dat ook deeze
buitenbegraafplaats, liggende tusschen het golvend koorn, in veele
opzichten, naar eenen hof gelijkt; zij staat onder bijzonder opzicht van
eenen Opziener en Boekhouder—Op den eersten dag van het jaar 1793
heeft men ’t eerste lijk aldaar gebragt, waarbij Regeering en Kerkenraad
adsisteerden; en van dien tijd af, tot heden toe, heeft men alle de lijken
op deeze nieuwe begraafplaats geborgen; terwijl de Heeren Staaten van
Holland en Westvriesland niet alléén vrijheid hadden gegeeven om de
graven der kerk te sluiten, ieders graf of graven op deeze buitenhof te
verplaatsen, maar ook gaven zij dispensatie, van het geen Art. 15 van de
ordonnantie op het middel van trouwen en begraaven, in dato 26 October
1695, is gestatueerd, zo dat van de lijken van buiten naar Hilversum
vervoerd wordende, niet meer dan ééns, en wel ter plaatse van het
overlijden, ’s Lands recht behoeft betaald te worden——onderscheidene
graven zijn reeds aan aanzienlijke lieden, buiten deeze plaats, verkocht,
en er doet zig niet weinig hoops op, of deeze begraafplaats die vooral om
deszelfs hooge ligging (daar men veilig stellen mag dat zij meer dan 30 a
40 voeten boven het water ligt) boven anderen, welke in ons Vaderland
gevonden worden, verre te verkiezen is, zal weldra hoe langer hoe meer
van elk gezocht worden——Digt bij de grafnaald, ziet men een graf, met
een groote zerk, [7]waar op de naam van Jan Abraham Dedel, 1793—
De conditien, waar op men recht tot een graf kan bekomen, benevens
het bericht, worden, behalven hier ter plaatse, ook te Amsteldam, (gratis,)
uitgegeven bij de Boekverkoopers W. Holtrop in de Kalverstraat, D. en
J. Dol, in de Oudenbrugsteeg, en H. Brongers over de Beurs—welk
rechtgeaart Vaderlander wenscht deeze plaats, met zulk eene nuttige
inrichting, niet van harten geluk! en wie, die slechts eenige
menschenliefde in zijn binnenste koestert, verlangt niet hartlijk, dat men,
vooral in volkrijke plaatsen in ons Vaderland, aan zulk een heilzaam werk
eens eindlijk de handen slaan mag——en gaan Regenten met hun goed
voorbeeld voor, weldra zal men dan ook, gelijk wij vertrouwen,
ondervinden, zo als men hier te Hilversum ondervonden heeft, dat de
ingezetenen niet zo gehecht zijn aan voorouderlijke gewoonten en
vooroordeelen, of zij zijn, wanneer men hun op eene bescheidene wijze
het wanvoegelijke en schadelijke onder ’t oog brengt, ook in staat om
dezelve te bestrijden en te overwinnen.
Het Schoolhuis ligt aan de andere zijde der kerk; en is in alles aan het
oogmerk beantwoordende.
Op het dorp is voords een vrij aanzienlijk weeshuis, in 1786, door den
braaven Amsterdammer, de Heer H. Hovie, om zijne onbepaalde
menschlievendheid en mededeelzaamheid aan de armen zo bekend als
bemind, opgericht; het getal der inwooners van dit huis, zo ouden als
jongen, is tegenwoordig 71, waar onder er bijna 50 zijn, voor welken de
voornoemde menschenvriend betaalt; terwijl zijn Ed. verder op allerleie
wijze in den nood van dit huis voorziet—Dit weeshuis wordt geregeerd
door 2 Regenten en 2 Regentessen, die eene vader en moeder onder zig
hebben.
Ook is hier een talrijke Janseniste gemeente, die op 700 leden berekend
wordt: deeze wordt mede bediend door een’ Pastoor, en een’ Kapellaan,
zijnde thans Pastoor de eerwaardige, Heer J. B. E. Gijselinck: de kerk
is ook een net gebouw, en in alles aan het oogmerk beantwoordende, de
Pastorij is een tamelijk goed huis, waar achter een redelijk goede tuin.
De Jooden hebben te Hilversum een kleine maar zeer nette Sijnagoge, (’t
welk zekerlijk voor een dorp iet zonderlings genoemd mag worden:)
dezelve pronkt met een aartig torentjen, doch zonder klok daarin: deeze
sijnagoge is ingewijd, 21 Augustus 1789.
WERELDLIJKE GEBOUWEN.
Het rechthuis is hier niet, gelijk op veele andere dorpen, met een herberg
vereenigd; het maakt van binnen en buiten een zeer goede vertooning,
en is kort na den brand van het jaar 1766 opgebouwd: van vooren heeft
het een hoge stoep, die aan wederzijde elf treden heeft, en met een
ijzere leuning voorzien is—in ’t midden ligt een’ gang, ter wederzijde van
welken de noodige kamers gevonden worden; boven ieder vertrek vindt
men met vergulde letteren, voorwien hetzelve geschikt is—beneden is de
wooning van den Dienaar der Justitie; het vertrek voor de Nachtwacht
(die hier zo wel des zomers als ’s winters gehouden wordt) en eindelijk
de Gijzelkamer—het gebouw is rondom voorzien met engelsche
schuifraamen—boven op de lijst van den voorgevel staat het
Hilversumsche wapen: het gebouw pronkt voords met een torentjen,
waarin ook een klok hangt. [9]
KERKLIJKE REGEERING.
WERELDLIJKE REGEERING.
Het schijnt dat het Dorp Laaren weleer met Hilversum onder een zelfd
Gerecht behoord heeft; immers in 1423 kreegen die van Hilversum een
handvest van Hertog Jan van Beiëren, waarin hij niet alleen aan den
Bailluw het recht geeft, om, jaarlijks, op Vrouwendag, vijf Schepenen
voor Hilversum te kiezen, maar tevens ook spreekt van eene
banscheiding te maaken tusschen Larenkerspel en Hilversum; „doch de
Schepenen van beiden deeze Kerspelen zouden zamen de breuken
berechten in het Gooiland, terwijl de beesten, waardoor misbruik in het
bosch gebeurd was, verborgd zoude worden bij goeddunken van
Schepenen in den Dorpe, daar de eigenaar woonachtig was, en
Schepenen van Hilversum zouden hun eigen Land en hunne Meente- of
Gemeente-weiden keuren, en berechten, gelijk die van Laaren voormaals
plagten te doen.”
Dit is zeker, (voegt onze geëerde begunstiger daar bij,) dat [10]Hilversum
met Laren in het kerklijke te vooren is gecombineerd geweest; de
scheiding is geschied in 1605.
VOORRECHTEN.
Eindelijk moeten wij hier nog melding maaken van het voorrecht der
Hilversummers op het stuk der Erfgoojers, (zie onze beschrijving van
Laaren:) de Hilversumsche meent of weide ligt aan de Noordzijde van ’s
Graaveland, is groot, gelijk wij boven zeiden, circa 500 morgen, door de
runderpest, welke weleer zo streng hier te land woedde, was dezelve in
merkelijk verval geraakt, dan thans is dezelve in een veel beteren staat,
terwijl men daar op niet zelden 600 beesten telt, ’t geen een beter
inkomen tot onderhoud oplevert——ieder erfgoojer, hier woonende, heeft
het recht daar op te mogen brengen 5 koejen, en een paard, en voor
ieder beest, betaalen zij, alle onkosten door elkanderen gerekend, twee
guldens——volgends resolutie op Stad en Landen genomen, hebben de
Hilversummers, tot herstelling van hunne in vorige jaaren zo vervallen
meente, de vrijheid, om van de inwooners der andere Gooische Dorpen,
doch Erfgoojers zijnde, jaarlijks eenige veersen en pinken aanteneemen.
Over deeze meent zijn gesteld twee Schaarmeesters, die, terwijl hier een
molen op deeze meent gevonden wordt, ook wel Molenmeesters
genoemd worden—deeze menschen hebben het opzicht over de molen,
merken het vee, ’t welk op de meent [11]gebragt wordt, en ontvangen de
penningen, waarvan zij jaarlijks voor de Regeering des Dorps
verantwoording doen moeten.
Verder heeft men hier 4 Bekeurders, die vooral het opzicht hebben over
de gemeene gronden, om wel toetezien, dat hiervan door niemand eenig
misbruik gemaakt worde: oudtijds werden deeze menschen
boschbewaarders genoemd, onder welke benaaming zij nog jaarlijks
worden aangesteld, zekerlijk om dat zij in vorige eeuwen het opzicht
gehad hebben over een zeker bosch, gelegen tusschen de bouwlanden
van Hilversum en de landen van Maartensdijk, het welk geschat wordt
groot geweest te zijn 314 morgen; doch welk bosch bijna geheel reeds
verdweenen was, in het begin der zeventiende eeuw———zonderling is
het, dat thans hiervan geen overblijfsel meer gevonden wordt, echter
heeft de landstreek, die tegenwoordig bergachtig en met heide begroeid
is, nog den naam van Goojerbosch behouden.
BEZIGHEDEN.
GESCHIEDENISSEN,
Deezen vinden wij, voor zoo veel het vroegere gedeelte daarvan betreft,
kortlijk dus beschreven: „In de tweespalt, tusschen Holland en
Gelderland, terwijl Filips van Oostenrijk, nu Koning van Spanje
geworden, naar Duitschland gereisd was, deed Hertog Karel van
Egmond, die zijnen eisch op Gelderland levendig hield, in den jaare
1505, eenen inval in Gooiland, en verbrandde het dorp Hilversum, zonder
dat hij echter groote buit van de inwooneren kreeg, alzo dezelven met
alle hunne goederen weggevlugt waren.”
„Het jaar 1672 was mede voor dit dorp zeer ongelukkig; in het laatst van
de maand September, werd het door de Franschen geheel en al
uitgeplonderd, en alles wat zij niet konden wegneemen, vernield.”
Wat de laatere geschiedenis des dorps betreft, deeze is niet minder
ongelukkig: op den eersten mai 1725 ontstond te Hilversum een zwaaren
brand, waar door meer dan 50 huizen in de assche gelegd werden—dan,
dit alles was nog weinig bij de ramp, welke deeze plaats in het jaar 1766
door den brand geleden heeft—het was op den 25 junij van het gemelde
jaar, ’s namiddags tusschen een en twee uuren, dat dees geweldige
brand eenen aanvang nam, en, ’t geen opmerkelijk is, juist in het zelfde
huis, waarin de voorige brand ontstaan was, waarin thans een Joodsche
Vleeschhouwer woonde; één van zijne huisgenooten, zegt men, had de
onvoorzichtigheid gehad, om eenen [13]aschpot met vuur te digt bij
brandbaare stof of hooi te zetten——weldra was alles in beweeging, om,
ware het mogelijk, den brand in deszelfs beginselen te stuiten; dan eene
sterke oostenwind op eene langduurende droogte volgdende, verijdelde
alle de pogingen der werkzaame ingezetenen—het vuur werd met een
ongelooflijk geweld door de lucht heen gevoerd, ’t geen als een regen op
de huizen nederviel, en daardoor dezelve, die toen meest allen in het
dorp met riet gedekt waren, zelfs op eenen verren afstand, weldra in
vlam zettede, zodat veelen van hun, welke, geen gevaar voor hunne
eigene wooningen vreezende, en die tot hulpe van anderen waren
toegeschooten, spoedig de droevige tijding ontvingen, dat ook hunne
woningen door de vlam waren aangestoken——binnen weinig uuren
waren meer dan 150 huizen, en een aantal schuuren, gevuld met koorn
en andere goederen, behalven het raadhuis, de pastorij, ’t schoolhuis, en
de kerk, waarin eenige ingezetenen hunne goederen geborgen hadden,
doch die ook een prooi der vlamme werden, in de assche gelegd:
allerakeligst was de toestand der ingezetenen; van alles beroofd zworven
zij als raadeloos tusschen de puinhoopen van hunne ingestorte
wooningen door: duizenden lieden van de omliggende plaatsen, maar
vooral van Amsteldam, zakten derwaards om het jammerlijk tooneel van
verwoesting in oogenschouw te neemen, niet alleen, maar ook om de
geruïneerde inwooners, ieder naar zijn vermogen, met eene gifte te
vertroosten; en zo ergens, ter dier plaatse, en in die allerjammerlijkste
omstandigheid, heeft de Barmhartigheid haare hand in zegening
geopend; want de meeste inwooners waren van geheel hunne
bezittingen en middelen van bestaan beroofd.
Niet lang na deezen brand, werden eenigen uit de Regeering van
Hilversum afgezonden, om bij Hun Ed. Gr. Mog. verlof te verzoeken tot
het doen eener collecte, welke gedeputeerden zig naar den Prins
Erfstadhouder begaven, om zijne hooge intercessie in deezen te
verzoeken, ’t welk hun door Zijn Doorl. Hoogheid niet alleen terstond
beloofd werd, maar daar en boven ontvingen zij van Zijne Hoogheid, tot
ondersteuning der ongelukkige ingezetenen, de somma van duizend
ducaaten—weldra kreeg men verlof, om zig te mogen vervoegen aan de
Regeeringen in de Steden en Dorpen, tot het verzoeken van vrijheid om
eene collecte te doen, ’t geen bijna overal zeer wel geslaagd is: in
Amsteldam alleen werd gecollecteerd ƒ 54605–19–2; in de gantsche
provincie van Holland, bragt de collecte op eene somma van ƒ 100739–
5–0; in de provincie Utrecht collecteerde men zamen ƒ 7560–:–14, dit
gevoegd bij de voorgaande somme, bedroeg de generale collecte
ƒ 108299–6–8: niet weinig hielp zekerlijk zulk een aanmerkelijke som,
dan dezelve was echter niet toereikende tot eene volkomene vergoeding
der schade, terwijl ieder, welke met eene beëedigde verklaring [14]zijn
verlies moest opgeven, en van de collecte profiteeren wilde, van elken
gulden omtrent zes stuivers en zes penningen ontvangen heeft: gelukkig
intusschen dat de zulken zig niet alleen verbinden moesten tot de
opbouwing van hunne afgebrande woningen, maar ook dat hunne
huizen, volgends de resolutie van gecomm. Raaden, met pannen gedekt
moesten worden: eene wijze voorzorg voorzeker! daar tog de
ondervinding in het jaar 1766 te Hilversum geleerd heeft, hoe de brand,
doordien de meeste huizen met riet gedekt waren, niet te blusschen was,
en men integendeel ten dien tijde sommige huizen, waaronder zelfs het
koepeltjen der pastorij, om dat zij met pannen gedekt waren, schoon zij
van alle zijden als omringd waren van de vlam, heeft kunnen behouden.