rijzweep
Dutch
editEtymology
editCompound of rijden (“to ride”) + zweep (“whip”).
Pronunciation
editNoun
editrijzweep f (plural rijzwepen, diminutive rijzweepje n)
Compound of rijden (“to ride”) + zweep (“whip”).
rijzweep f (plural rijzwepen, diminutive rijzweepje n)