speelvogel
Appearance
Dutch
[edit]Etymology
[edit]From spelen (“to play”) + vogel (“bird”).
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]speelvogel m (plural speelvogels, diminutive speelvogeltje n)
- (Belgium) a person with a very playful nature
- 2015, Jan Verplaetse & Charles Delmotte, Ethiek en rechtsfilosofie. Basisboek, Maklu (publ.), page 72.
- Zijn een grapjas en een speelvogel minder vrij dan een ernstige muziekliefhebber?
- Are a japester and a playful person less free than a serious music lover?
- 2015, Jan Verplaetse & Charles Delmotte, Ethiek en rechtsfilosofie. Basisboek, Maklu (publ.), page 72.
- (archaic) bower bird, bird of the family Ptilonorhynchidae
- 1858 (submitted October 31 1857), A. A. van Bemmelen, "De speelvogels", Jaarboekje van het Koninklijk Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra voor het jaar 1858, page 120.
- Het voedsel der speelvogels bestaat uit boomvruchten; slechts zelden eten zij insekten.
- The diet of the bower birds consists of fruits from trees; only rarely do they eat insects.
- Synonym: prieelvogel
- 1858 (submitted October 31 1857), A. A. van Bemmelen, "De speelvogels", Jaarboekje van het Koninklijk Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra voor het jaar 1858, page 120.