glijden
Apparence
Étymologie
[modifier le wikicode]- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Verbe
[modifier le wikicode]Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | glijd | gleed |
jij | glijdt | |
hij, zij, het | glijdt | |
wij | glijden | gleden |
jullie | glijden | |
zij | glijden | |
u | glijdt | gleed |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | glijdend | gegleden |
glijden \ɣlɛj.də:\ intransitif
- Glisser.
zijn vingers over iets laten glijden
- promener ses doigts sur quelque chose
hij liet het geld in zijn zak glijden
- il glissa l’argent dans sa poche
een schaduw gleed langs de muur
- une ombre courait le long du mur
handen die over de toetsen glijden
- mains qui courent sur les touches
het boek was uit haar handen gegleden
- le livre lui avait glissé des mains
het glijden
- la glisse
het glijden van de slee over de sneeuw
- le glissement du traîneau sur la neige
Dérivés
[modifier le wikicode]- afglijden
- doorglijden
- glijbaan
- glijbank
- glijbekisting
- glijboot
- glijbouw
- glijcontact
- glijder
- glijerig
- glijgewicht
- glijgoot
- glijklank
- glijkoker
- glijladder
- glijlager
- glijmiddel
- glijpasta
- glijplank
- glijspiegeling
- glijstang
- glijvlak
- glijvlucht
- heenglijden
- inglijden
- nederglijden
- omglijden
- ontglijden
- overglijden
- uitglijden
- verglijden
- voorbijglijden
- voortglijden
- wegglijden
Taux de reconnaissance
[modifier le wikicode]- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 100,0 % des Flamands,
- 100,0 % des Néerlandais.
Prononciation
[modifier le wikicode]- (Région à préciser) : écouter « glijden [Prononciation ?] »
Références
[modifier le wikicode]- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]