Ambtsmisdrijf
Een ambtsmisdrijf is een misdrijf dat door een ambtenaar wordt gepleegd, waarbij het door de ambtenaar uitgeoefende ambt van invloed is op de strafbaarheid.[1][n 1] Het doel van de strafbaarstelling van ambtsmisdrijven is tweeledig; enerzijds dient zij de bescherming van het publiek tegen misbruik van overheidsgezag, anderzijds tracht zij het publieke vertrouwen in het openbaar gezag te bevorderen.[2]
Geschiedenis
[bewerken | brontekst bewerken]De invulling van wat wel en wat geen ambtsmisdrijf is, wordt door de eeuwen heen verschillend ingevuld. In het Romeinse recht was er nog geen daadwerkelijk overkoepelend begrip van ambtsmisdrijven en werden slechts enkele misdrijven door ambtenaren als zodanig bestraft.[1] Bijvoorbeeld de crimen pecuniarum repetundarum die het strafbaar stelde voor een magistraat om steekpenningen aan te nemen of personen af te dreigen. Andere voorbeelden van strafbare ambtshandelingen onder Romeins recht waren de crimen ambitus, crimen peculatus en de crimen sodaliciorum. Deze misdrijven verloren echter hun geldigheid toen de macht in het Romeinse rijk overging van het volk op de keizers.[3] De ambtsmisdrijven zouden tot ver na de middeleeuwen een sluimerend bestaan leiden, en de Lex Salica, Lex Ripuaria en de Sachsenspiegel zijn enkele van de weinige wetten die een verwijzing naar misdrijven door een ambtenaar bevatten. Pas in de 16e en 17e eeuw zouden juristen in Duitsland proberen om via het oude Romeinse recht te komen tot een categorie delicta ministrorum principis.[4] Pas tegen het einde van de achttiende eeuw zou men in Europa weer komen tot het systematisch strafbaar stellen van ambtsmisdrijven, beginnende in de Preußischen Allgemeinen Landrecht. Ook het Crimineel Wetboek voor het Koninkrijk Holland uit 1809 kende een titel die gewijd was aan de misdaden der ambtenaren.[5]
Tegenwoordig kennen de meeste rechtsstelsels specifieke strafbaarstellingen voor ambtsmisdrijven. Fokkens noemt de Franse 'Code Penal',[n 2] het Belgisch Strafwetboek,[n 3] het Duitse Strafgesetzbuch[n 4] en het Zwitserse Strafgesetzbuch.[n 5] Ook het Angelsaksische recht kent ambtsmisdrijven, maar rekent deze voornamelijk tot de 'misdrijven tegen de rechtsbedeling'.[5] Een voorbeeld is het Britse common law-delict misconduct in public office.[6]
Onderscheid
[bewerken | brontekst bewerken]Ambtsmisdrijven kunnen worden onderscheiden in algemene en bijzondere ambtsmisdrijven. Er is sprake van een algemeen ambtsmisdrijf indien iedere ambtenaar het misdrijf kan plegen; bijzondere ambtsmisdrijven daarentegen kunnen alleen door specifieke, in de wet genoemde, ambtenaren gepleegd worden (bijvoorbeeld alleen door ministers).[7] Een ander onderscheid is dat tussen zuivere of eigenlijke en gemengde ambtsmisdrijven.[8] Zuivere ambtsmisdrijven kunnen alleen door ambtenaren in hun functie gepleegd worden, terwijl gemengde misdrijven ook door anderen zouden kunnen worden gepleegd, maar een eigen kwalificatie/een hoger strafmaximum kennen voor wanneer de dader een ambtenaar is.[9] Het onderscheid tussen algemene en bijzondere ambtsmisdrijven en zuivere en gemengde ambtsmisdrijven is van belang omdat alleen de genoemde personen als dader van een zuiver, bijzonder ambtsmisdrijf bestraft kunnen worden en alleen ambtenaren als dader van een zuiver, algemeen ambtsmisdrijf.[10][n 6]
Nederland
[bewerken | brontekst bewerken]Het Crimineel Wetboek voor het Koningrijk Holland uit 1809 kende reeds een speciale titel "van misdaden van ambtenaren" gewijd aan de ambtsmisdrijven. De misdrijven die daarin waren opgenomen waren: omkoping, misbruik van macht, knevelarij en opzettelijke ontrouw.[11] Daarnaast kende het wetboek een algemene strafverzwarende grond voor ambtenaren die een ander misdrijf pleegden.[5][12] Ook de Code Pénal die het Crimineel wetboek opvolgde kende diverse ambtsmisdrijven, maar werd als minder systematisch dan andere wetboeken gezien.[13] Naast een aparte afdeling "van de ambtsmisdaad (forfaiture), en de misdaden en wanbedrijven der openbare beambten, in de waarneming hunner posten"[n 7] stonden er tal van bijzondere strafbaarstellingen voor ambtenaren in andere delen van de Code Pénal.
Literatuur
- Binding 1902
- K. Binding, Lehrbuch des gemeinen deutschen strafrechts: besonderer teil, Engelmann: Leipzig 1902-1905.
- T&C Strafrecht
- C.P.M. Cleiren et al (red.), Tekst & Commentaar Strafrecht, Kluwer: online raadpleegbaar via Kluwer Navigator.
- Liszt 1900
- F. von Liszt, Lehrbuch des Deutschen Strafrechts, Guttentag: Berlin 1900.
- Noyon/Langemeijer & Remmelink
- Noyon/Langemeijer & Remmelink, Wetboek van Strafrecht, Kluwer: online raadpleegbaar via Kluwer Navigator.
- Smidt III 1891
- H.J. Smidt, Geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht: volledige verzameling van regeeringsontwerpen, gewisselde stukken, gevoerde beraadslagingen, enz. Derde Deel, Tjeenk Willink: Haarlem 1891.
- Simons II 1918
- D. Simons, Leerboek van het Nederlandsche strafrecht: tweede deel, bijzondere strafbare feiten, Noordhoff: Groningen 1918.
- Stock 1932
- U. Stock, Entwicklung und Wesen der Amtsverbrechen, Verlag von Theodor Weicher: Leipzig 1932.
- Wagner 1975
- H. Wagner, Amtsverbrechen, Duncker & Humblot: Berlijn 1975.
Noten
- ↑ Zie ook: Liszt 1900, p. 563: "Amtsverbrechen sind die öffentlich strafbaren Verletzungen der durch die Anstellung begründeten Amtspflicht."
- ↑ In het Vierde Boek, Titel III 'des atteintes à l’autorité de l’état'.
- ↑ In het Eerste Boek, Titel II, Hoofdstuk III 'schending door openbare ambtenaren van rechten door de Grondwet gewaarborgd' op 10 februari 1999 ging een nieuw Titel IV in werking met het opschrift 'misdaden en wanbedrijven tegen de openbare orde, gepleegd door personen die een openbaar ambt uitoefenen of ...'
- ↑ In de dertigste Abschnitt 'Straftaten im Amt'.
- ↑ In het Tweede Boek, achttiende Titel 'strafbare Handlungen gegen die Amts- und Berufspflicht'.
- ↑ Voor twee verschillende opvattingen zie: Liszt 1900, p. 214-215 en HR 21 juni 1926, NJ 1926/955 (Magazijnbediende). Liszt verklaart dat in het Duitse recht persoonlijke strafverhogende of -verminderende omstandigheden alleen die daders of deelnemers kunnen worden aangerekend in wie ze aanwezig zijn. Kortom, volgens deze leer kan een niet-ambtenaar geen zuiver ambtsmisdrijf plegen en kan deze bij een gemengd ambtsmisdrijf alleen het niet gekwalificeerde gronddelict medeplegen. Daarentegen bepaalde de Hoge Raad In het Magazijnbediende-arrest dat een persoon die niet alle dadereigenschappen bezit tóch een kwaliteitsdelict kan medeplegen indien een van de medeplegers wel alle dadereigenschappen bezit en de andere medepleger hiervan op de hoogte was en zijn opzet mede daarop gericht was. Volgens deze leer kunnen niet-ambtenaren deelnemer zijn bij het plegen van zuivere en gemengde ambtsmisdrijven en kunnen hen de strafverhogende omstandigheden voor ambtenaren aangerekend worden.
- ↑ In Boek III, Titel I, Afdeling II, art. 166 e.v.
Referenties
- ↑ a b Simons II 1918, p. 398.
- ↑ T&C Strafrecht, commentaar op titel XXVIII Sr, onder 2; Noyon/Langemeijer en Remmelink, titel XVIII, aantekening 1.; Zie ook: Smidt III 1891, p. 47.
- ↑ Liszt 1900, p. 563.
- ↑ Liszt 1900, p. 563-564.
- ↑ a b c Noyon/Langemeijer en Remmelink, titel XVIII, aantekening 1.
- ↑ Cps.gov.uk, website van de Crown Prosecutors Service. Gearchiveerd op 24 november 2017.
- ↑ T&C Strafrecht, inleidende opmerkingen bij Titel XVIII, onder 1(c); Liszt 1900, p. 565.
- ↑ Simons II 1918, p. 400.
- ↑ Noyon/Langemeijer & Remmelink, artikel 44, opmerking 1; T&C Strafrecht, inleidende opmerkingen bij Titel XXVIII, onder 1(d); Liszt 1900, p. 565; Smidt III 1891, p. 48.
- ↑ Liszt 1900, p. 565; T&C Strafrecht, inleidende opmerkingen bij Titel XXVIII, opmerking 4.
- ↑ Titel 22, art. 307-320 CW.
- ↑ Art. 324 CW.
- ↑ Smidt III 1891, p. 48; Noyon/Langemeijer en Remmelink, titel XVIII, aantekening 1.