Naar inhoud springen

François Daniël Changuion

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
François Daniël Changuion, c. 1800-1815

François Daniël Changuion (Demerary, 16 februari 1766 - Offenbach am Main, 15 juni 1850), algemeen bekend as Daniël Changuion, was een Nederlands bestuurder en diplomaat.

Changuion stamde uit een van oorsprong Franse familie van wie zijn grootvader zich in 1718 te Amsterdam vestigde. Hij was de zoon van François Changuion (1727-na 1776), raad in het Hof van politie en justitie, en Anna Geertruida (van) Gelskerke (1730-1795).[1]

Hij trouwde te Emmerik in 1800 Henriëtte Wilhelmina Hartingh (1775-1860), dochter van een vooraanstaande Leidenaar, Nicolaas Hartingh (zoon van VOC-gouverneur Nicolaas Hartingh[2]), en Louise Ernestine Meyners. Uit welk huwelijk werd vier kinderen geboren: François Daniël (1801-1854), Louise Anne (1802-1872), Antoine Nicolas Ernest (1803-1881) and Laurent Jonathan (1805-1851).[3]

Familiewapen van François Daniël Changuion (1766-1850) en zijn nageslacht.

Changuion studeerde af in de rechten in Leiden in 1788. Vanaf 1788 was hij vroedschap en schepen van Leiden maar werd in 1795 uit zijn bestuurlijke functies ontslagen waarna hij naar het buitenland vertrok. In 1803 keerde hij naar Nederland terug en vestigde zich te 's-Gravenhage. Daar raakte hij betrokken bij het Driemanschap van 1813. sloot zich bij hen en hun ideeën over de inrichting van het land aan en fungeerde als secretaris van het driemanschap.[4] Dankzij zijn rol als secretaris geldt F.D. Changuion als een van de grondvesters van het Koninkrijk der Nederlanden. Zijn naam wordt dan ook vermeld op het monument op het Plein 1813 in Den Haag bij de leden van het driemanschap.[5] In januari 1814 werd hij door de soeverein vorst aangesteld als gezant in de Verenigde Staten en in mei vertrok hij met zijn familie daarnaartoe. Gezien de oorlogsomstandigheden waarin de VS verkeerden, kon hij echter verder weinig doen daar. In mei 1815 ontving hij door die omstandigheden pas de brief waarin hij in december 1814 bleek te zijn aangesteld tot gezant in Constantinopel. Hij werd daar echter niet meer heengezonden en werd in 1818 op pensioen gesteld.[6]

In 1815 was hij in de Nederlandse adel verheven wegens zijn rol in de totstandkoming van het Koningrijk[5] en kregen hij en zijn nakomelingen het recht het predicaat jonkheer of jonkvrouw te voeren.[7]

Rond 1818 werd uit brieven van hem duidelijk dat zijn financiën ernstig in de war waren. Uit wanhoop ging hjj er vervolgens toe over om wissels ten laste van oude kennissen te vervalsen en te innen, ten bedrage van 44.000 gulden. Na de inning van het geld in Nederland vluchtte hij naar Duitsland. Vergeefs werd om uitlevering van hem gevraagd waarop hij op 27 februari 1823 bij verstek veroordeeld werd tot onder andere tien jaar gevangenisstraf en een geldboete van 11.000 gulden. Vervolgens werd hij in 1825 niet vermeld op de eerste lijst van personen die tot de adel behoorden. Zijn kinderen, die allen geboren waren voor 27 februari 1823 (datum van het vonnis) stonden wel op deze lijst vermeld,[8][9] bleven van adel en hebben hun adeldom ook doorgegeven aan hun nakomelingen.[10][11] Dit is ook het huidige standpunt van de Hoge Raad van Adel.[12]

Changuion overleed in 1850 in Duitsland op de leeftijd van 84 jaar; zijn vrouw overleed tien jaar later.[13]

Van de vier kinderen van Changuion bracht er één nageslacht voort. Zijn zoon Antoine Nicolas Ernest Changuion (1803-1881), die zich in 1831 in Kaapstad vestigde, werd de stamvader van een groot aantal nakomelingen in Zuid-Afrika[14] die tot de Nederlandse adel behoren.[15][11]