Gerhardus Havingha
Gerhardus Havingha Gerard Havinga | ||||
---|---|---|---|---|
Geboren | gedoopt 15 november 1696 | |||
Overleden | begraven circa 3 maart 1753 | |||
Land | Nederland | |||
Beroep(en) | organist, beiaardier | |||
|
Gerhardus Havingha, ook wel Gerard Havinga, (Groningen, gedoopt 15 november 1696 – Alkmaar, begraven rond 3 maart 1753) was een Nederlands organist en beiaardier.[1]
Hij was zoon van Peter/Petrus Havingha en Willemina Westerborg, zij lieten hem in de Grote kerk dopen. Hij trouwde in 1722 in Appingedam met Eva Lijsinga.
Hij kreeg zijn opleiding van zijn vader, jaren de organist van de Martinikerk. Vanaf 1718 was Gerardus werkzaam in Appingedam (een van de vroegere versies van de Nicolaaskerk) en vanaf 1722 in de Grote of Sint-Laurenskerk in Alkmaar. Het jaar daarop liet Havingha het kerkorgel ombouwen naar een Noordduits ontwerp van Franz Caspar Schnitger. Hierop kwamen protesten en Havingha verantwoordde zijn keus in zijn Oorspronk en voortgang der orgelen, met de voortreffelijkheid van Alkmaars groote orgel (1727), hetgeen de discussie alleen maar verhardde (Nederlands traditie ten opzichte van de Noordduitse orgelbouw).[2] Door deze kwestie kwam zijn baan als muziekmeester van Alkmaar (Collegium Musica) in gevaar, maar hij hield voldoende steun om die baan voort te kunnen zetten. De kwestie leidde zelfs in de 21e eeuw tot een discussie of de aangebrachte wijzigingen daadwerkelijk een verbetering waren. De aanpassingen betroffen voornamelijk een verbetering van het pedaalwerk; terwijl de klank juist werd gedempt.[3]
Van zijn hand verscheen ook een aantal werken, maar er is slechts weinig bewaard gebleven. Een aantal van de bewaarde werken kan teruggevonden worden in een bundel van Acht suites voor klavecimbel of spinet, in 1951 nog heruitgegeven door J.Watelet. Hij zou ook kamermuziek gecomponeerd hebben, maar daar is niets van terug te vinden. Hij leverde ook het boekwerk Korte en getrouwe onderrechtinge van de generaal bas (rond 1751) naar het origineel van David Kellner uit 1731, in dat boekwerk bevinden zich vermoedelijk nog twee sonates van Havingha.
Hij werd begraven in de Grote kerk in Alkmaar. Ter gelegenheid van het 700-jarig bestaan van Alkmaar in 1954 werd zijn zerk voorzien van de tekst Gerardus Havingha, stadsorganist 1696-1753. Zijn inzicht gaf het grote orgel zijn luister.[4]
- Henri Viotta, Lexicon der Toonkunst, deel II, 1883, pagina 39
- Eduard A. Melchior: Woordenboek der toonkunst 1890, pagina 283
- Geïllustreerd muzieklexicon, onder redactie van Mr. G. Keller en Philip Kruseman, medewerking van Sem Dresden, Wouter Hutschenruijter (1859-1943), Willem Landré, Alexander Voormolen en Henri Zagwijn; uitgegeven in 1932/1949 bij J. Philips Kruseman, Den Haag; pagina 272
- Jozef Robijns, Miep Zijlstra: Algemene muziek encyclopedie, Haarlem: De Haan, 1979-1984, ISBN 978-90-228-4930-9, deel 4, pagina 198 meldt als bron Jan Willem Enschedé, Gerardus Havingha en het orgel in de Groote- of St. Laurenskerk te Alkmaar uit 1908
- Wouter Paap noemt Gerard Havinga in zijn De hedendaagse muziek in Nederland, hoofdstuk Utrecht; Ons Erfdeel, Jaargang 7 uit 1963/1964
- Alkmaar Orgelstad, geraadpleegd 24 februari 2019
- Hij is opgenomen in het Biografisch woordenboek der Nederlanden van A.J. van der Aa uit 1867; net als het Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek van P.J.Blok en P.C. Molhuysen uit 1911
- ↑ Doop-, trouw en begraafregister Grote kerk, Alkmaar 1753.
- ↑ Oprechte Haerlemsche courant, 25 februari 1727, aankondiging geschrift uitgegeven door Jan van Beyeren.
- ↑ Trouw, Alkmaarse orgels prachtig geportretteerd, 22 juli 2013 door Christo Lelie. Gearchiveerd op 24 februari 2019.
- ↑ Algemeen Handelsblad, 3 augustus 1954, Alkmaar herdacht stadsorganist uit de 18e eeuw