Naar inhoud springen

Hein Boeken

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Hein Boeken
Hein Boeken, door zijn vriend Willem Witsen, rond 1910
Hein Boeken, door zijn vriend Willem Witsen, rond 1910
Algemene informatie
Volledige naam Hein Hendrik Jan Boeken
Geboren 2 december 1861
Geboorte­plaats Amsterdam
Overleden 19 oktober 1933
Overlijdensplaats Amsterdam
Land Vlag van Nederland Nederland
Beroep schrijver, dichter
Dbnl-profiel
Portaal  Portaalicoon   Literatuur

Hein (Hendrik Jan) Boeken (Amsterdam, 2 december 1861 – aldaar, 19 oktober 1933) was een Nederlandse schrijver en dichter, gelieerd aan de Tachtigers. Hij was een vriend van Willem Kloos.

Leven en werk

[bewerken | brontekst bewerken]

Boeken studeerde klassieke talen te Amsterdam en promoveerde in 1899 op het proefschrift Adnotationes ad Apuleii Metamorphoseon (een boekbespreking van Apuleius' Metamorphoses). Daarna gaf hij les in oude talen en werd directeur van de Brinioschool te Hilversum.

Boeken kwam al op jonge leeftijd in aanraking met De Nieuwe Gids, waarin hij in 1887 zijn eerste sonnetten publiceerde en waarvan hij vervolgens tot aan zijn dood redactielid bleef. Hij was een ‘leerling’ en levenslange vriend van Willem Kloos, die hij al kende uit zijn studietijd en voor wie hij in alle opzichten veel heeft gedaan. Kloos roemt hem in zijn memoires[1] om zijn hulpvaardigheid.

Hein Boeken (links) en Willem Kloos

Boeken las en schreef acht vreemde talen, maar hem ontbrak "die kennis van de wereld en haar wegen, die gewoonlijk de echte dichter en wijsgeer vreemd blijft", aldus G.H. 's-Gravesande in de Encyclopedie van de Wereldliteratuur. ’s-Gravesande noemt hem een soms "kinderlijke geest".

In 1916 stond Hein Boeken terecht voor moord op zijn vrouw. Hij had haar naar eigen zeggen geholpen uit het leven te stappen op het moment dat ze in een psychiatrische inrichting zou worden opgenomen. Hij werd schuldig bevonden aan doodslag, "doch niet strafbaar" geacht vanwege een storing in zijn "verstandelijke vermogens".[2]

Boeken was in zijn tijd vermaard als gelegenheidsdichter die bij elke feestelijkheid een sonnet voordroeg. Zijn literaire verzen zijn van belang omdat Boeken, evenals Albert Verwey, al vroeg experimenteerde met vrij ritme en polymetrie. Mede omdat zijn verzen door deze experimenteerdrift vaak “slecht in het gehoor” liggen is veel van zijn werk inmiddels in de vergetelheid geraakt.

De blinde en melaatse Violane spreekt:

Zoals de vlam het hout mint dat zij verteert
Zo minde God mij die mijn vlees verteerde
En mij in d'oogen van dien man verneerde
Die tot zijn liefste zoet mij had begeerd

Portret door Jan Veth, 1887
  • Goden en menschen (1895)
  • De historie van Floris en Blanchefloer (1898)
  • Adnotationes ad Apuleii Metamorphoseon Lib. XI (1899)
  • Lucius Apulejus' 'Herscheppinge of de Gouden ezel' (1901)
  • Aan mijne vrouw (1902)
  • Helena (1902)
  • Dante's hel, in proza overgebracht en met een inleiding voorzien (1906)
  • Dante's louteringsberg, in proza overgebracht en met een inleiding voorzien (1908)
  • Dante. Het paradijs, in proza overgebracht en met een inleiding en aanteekeningen voorzien (1908)
  • Giosue Carducci (1908)
  • Frédéric Mistral (1910)
  • Verzen (1920)
  • Thoukudides' Navorschingen (samen met H.M. Boissevain, 1908-1924)
  • Proza en poëzie (1936)
[bewerken | brontekst bewerken]
Zie de categorie Hein Boeken van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.