Naar inhoud springen

Hieronymus van Alphen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Hieronymus van Alphen
Hieronymus van Alphen
Algemene informatie
Geboren 8 augustus 1746
Geboorte­plaats Gouda
Overleden 2 april 1803
Overlijdensplaats Den Haag
Land Vlag van Nederland Nederland
Beroep dichter, schrijver
Werk
Jaren actief 17711802
Genre jeugdliteratuur
Dbnl-profiel
Portaal  Portaalicoon   Literatuur

Hieronymus van Alphen (Gouda, 8 augustus 1746Den Haag, 2 april 1803) is bekend als dichter, en dan vooral door zijn gedichten voor kinderen. Hij was de zoon van Johan van Alphen, raad in de Vroedschap en schepen van Gouda, en Wilhelmina Lucia van Alphen. Hij was een kleinzoon van de Utrechtse hoogleraar Hieronymus van Alphen. Naar hem is de Hieronymus van Alphen Prijs genoemd.

Zijn vader overleed toen Van Alphen 4 jaar was. Samen met zijn moeder verhuisde hij naar Utrecht. Hij studeerde rechten en letteren in Leiden, waar hij zich bekeerde tot een piëtistische vorm van het christendom. In 1768 werd Van Alphen advocaat in Utrecht. In 1772 trouwde hij met Johanna Maria van Goens, een zuster van zijn vriend Rijklof Michaël van Goens. Johanna Maria overleed in 1775 bij de geboorte van hun derde kind. In 1780 werd Van Alphen procureur-generaal. Hij hertrouwde met Catharina Geertruyda van Valkenburg, met wie hij nog twee kinderen kreeg. In 1789 werd hij in Leiden benoemd tot stadspensionaris (een jurist die het stadsbestuur adviseerde) en vier jaar later tot thesaurier-generaal (te vergelijken met een minister van Financiën) van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Toen de Republiek ineenstortte, in 1795, legde Van Alphen als overtuigd orangist zijn functie neer. In de periode 1794-1799 stierven twee zoons, een kleinzoon en een schoondochter. In 1803 overleed Van Alphen aan een beroerte. Hij werd op 6 april 1803 begraven in de Grote of Sint-Jacobskerk in Den Haag.[1] In 1807 kwamen zijn tweede vrouw en een dochter om bij de grote Leidse buskruitramp.

Enkele nazaten van Hieronymus van Alphen zijn op eigen kracht bekend geworden:

  • In zijn geboorteplaats Gouda werd (in 1914) de (Eerste en Tweede) Hieronymus van Alphenstraat naar hem genoemd.

'Kleine gedichten voor kinderen'

[bewerken | brontekst bewerken]
Van Alphens ABC-boekje.
De pruimeboom
Eene vertelling
Jantje zag eens pruimen hangen,
O! als eijeren zo groot.
't Scheen, dat Jantje wou gaan plukken,
Schoon zijn vader 't hem verbood.
Hier is, zei hij, noch mijn vader,
Noch de tuinman, die het ziet:
Aan een boom, zo vol geladen,
mist men vijf zes pruimen niet.
Maar ik wil gehoorzaam wezen,
En niet plukken: ik loop heen.
Zou ik, om een hand vol pruimen,
Ongehoorzaam wezen? Neen.
Voord ging Jantje: maar zijn vader,
Die hem stil beluisterd had,
Kwam hem in het loopen tegen,
Voor aan op het middelpad.
Kom mijn Jantje! zei de vader,
Kom mijn kleine hartedief!
Nu zal ik u pruimen plukken;
Nu heeft vader Jantje lief.
Daarop ging Papa aan 't schudden
Jantje raapte schielijk op;
Jantje kreeg zijn hoed vol pruimen,
En liep heen op een galop.
Het kinderliedje 'Hoe dankbaar is myn kleine hond', tekst van Hieronymus van Alphen (uitgave met muziek 1824).

In totaal heeft Van Alphen slechts 66 gedichten voor kinderen geschreven. Hij schreef hoofdzakelijk vrome poëzie voor volwassenen en kunsttheoretische en religieuze beschouwingen. Van Alphen schreef voor zijn kinderen drie dichtbundels (’Ziedaar, lieve wigtjes! Een bundel gedigtjes’) en gaf ze aanvankelijk anoniem uit. Deze bundels werden een groot succes, zijn tientallen malen herdrukt en zijn vertaald in het Frans, Duits, Engels, Fries en Maleis.

Uit de gedichten van Van Alphen spreekt een voor die tijd moderne visie op het kind (naar ideeën van de Verlichting). Hij beschouwde het kind als een onbeschreven blad, dat deugden als gehoorzaamheid, eerbied voor de ouders en voor God en bescheidenheid aangeleerd kon worden. Hij vond ook dat kinderen spelenderwijs moesten kunnen leren. ’Mijn speelen is leeren, mijn leeren is speelen, En waarom zou mij dan het leeren verveelen?’ dichtte hij. Ouders zijn vergevingsgezind, zo hield hij de kinderen voor, als je maar eerlijk en oprecht bent: ‘Kom Keesje lief! hou op met krijten, Zei moeder toen: 'k Wil u dien misslag niet verwijten, Hij kreeg een zoen.’

Zijn kindergedichten waren simpel van opzet door hun eenvoudige en strakke rijmschema’s, waardoor ze gemakkelijk uit het hoofd geleerd konden worden. Bovendien was het vaak het kind zelf dat aangaf welke deugden het nastreefde, en welke ondeugden het verafschuwde:

Een vriend, die mij mijn feilen toont,
Gestreng bestraft, en nooit verschoont,
Heeft op mijn hart een groot vermogen.
Maar...`t laag gemoed, dat altoos vleit,
Verdenk ik van baatzuchtigheid;
Ik kan zijn bijzijn niet gedogen.

Zijn bekendste gedicht is De Pruimeboom (1779). In 1780 werd een aantal van Van Alphens gedichtjes op muziek gezet.

Van Alphen nam met deze gedichtjes een voorbeeld aan de Duitse kinderdichters Christian Felix Weiße en Gottlob Wilhelm Burmann.[2] Zijn kinderdichtbundels worden wel beschouwd als het begin van de kinderliteratuur in Nederland.[3][4]

[bewerken | brontekst bewerken]
Voorganger:
F. van der Hoop
Thesaurier-generaal
1793-1795
Opvolger:
I.J.A. Gogel
Zie de categorie Hieronymus van Alphen van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
Originele werken van of over deze auteur zijn te vinden op de pagina Hieronymus van Alphen op Wikisource.