Karel Kovařovic
Karel Kovařovic | ||||
---|---|---|---|---|
Karel Kovařovic (1884)
| ||||
Volledige naam | Karel Kovařovic | |||
Bijnaam | Kovarik | |||
Geboren | 9 december 1862 | |||
Overleden | 6 december 1920 | |||
Land | Tsjechië | |||
Nevenberoep | muziekpedagoog, dirigent, harpist | |||
Instrument | piano, klarinet, harp | |||
Leraren | Zdeněk Fibich | |||
Belangrijkste werken | Unos Persefony (De roof van Persephone), Ženichové (De bruidegommen), Psohlavci (De hondskoppen) | |||
(en) Discogs-profiel | ||||
(en) MusicBrainz-profiel | ||||
|
Karel Kovařovic (Praag, 9 december 1862- Praag, 6 december 1920) was een Tsjechisch componist, muziekpedagoog en dirigent. Hij was een zoon van František Pavel Kovařovic. Voor bepaalde werken gebruikte hij de pseudoniemen: Karl Kovaric, Charles Biset, Charles Forgeron, Charles Marechal, Charles Forgeron-Marechal, Josef Heral, Zamrzla.
Levensloop
[bewerken | brontekst bewerken]Karel Kovařovic had een gedegen opleiding aan het conservatorium van Praag genoten en was zowel praktisch als theoretisch geschoold als klarinettist, harpist en pianist. Verder studeerde hij compositieleer bij Zdeněk Fibich en volgde terzelfder tijd zanglessen. Na afgestudeerd te zijn speelde hij als harpist in vele orkesten, bijvoorbeeld van 1879 tot 1885 in het orkest van het Nationaal Theater (Tsjechisch: Národní divadlo).
Vanaf 1880 begon hij zich te ontplooien als dirigent en ging hij zich tevens bezighouden met het componeren van opera's en balletten. Van 1885 tot 1888 was hij kapelmeester van de orkesten aan het theater in Brno (Česka divadlo) en Pilsen. Vanwege zijn ervaring werd hij veel gevraagd als begeleider van virtuozen als František Ondřiček en L. Stropnický bij hun concertreizen van 1886 tot 1888 (onder anderen door Polen en Rusland). In 1890 werd hij docent aan een privé zangschool in Praag en aldaar in 1898 directeur. Van 1900 tot 1920 was hij dirigent aan het Nationaal Theater (Národní divadlo) in Praag. In deze functie heeft hij zich vooral voor de muziek van Bedřich Smetana en Antonín Dvořák ingezet.
Zijn eerste opera Ženichové ging in première in 1884 in het toen pasgeopende Nationale Theater (Tsjechisch: Národní Divadlo) van Praag. Een van de muziekrecensenten toen, die de muziekrecensies voor de kranten van Brno schreef was een zekere Leoš Janáček wiens kritiek niet erg lovend was, iets wat Janáček later zou opbreken, toen hij zijn werk de opera Jenůfa in 1904 aanbood bij de directeur van de opera-afdeling van het Nationale Theater in Praag, Karel Kovařovic. Met de beoordeling te "licht" voor het Nationale Theater ging Janáčeks Jenůfa uiteindelijk, noodgedwongen, toch op 21 januari 1904 in Brno in première.
In 1898 ging Kovařovic' vierde opera Psohlavci, ook in het Nationale Theater in Praag, in première. Dit werd een daverend succes, mede waardoor hij in 1900 aangesteld werd als directeur van de opera-afdeling van het Nationale Theater in Praag. Een positie die hij zou bekleden tot aan zijn dood in 1920. In 1916 erkende hij zijn fout Jenůfa geweigerd te hebben en ging Janáčeks werk alsnog in première in het Nationale Theater in Praag, maar niet, voordat hij het grondig "verbeterd" had en er zijn eigen productie van gemaakt had.
Composities
[bewerken | brontekst bewerken]Werken voor orkest
[bewerken | brontekst bewerken]- 1880 Předehra veseloherní (Komieke ouverture)
- 1883 Unos Persefony (De roof van Persephone), symfonisch gedicht
- 1887 Concert in f mineur, voor piano en orkest, op. 6[1]
- 1892 Předehra dramatická (Dramatische ouverture)
- 1900 Fantasie uit de opera "Prodaná nevěsta (De Verkochte Bruid)" van Bedřich Smetana
- Deux suites de ballet, voor orkest
- Gavotta, voor viool en strijkorkest, op. 4
- Havířská polka (Mijnwerkers polka)
- Valčík (Wals), voor kamerorkest
Werken voor harmonieorkest
[bewerken | brontekst bewerken]Muziektheater
[bewerken | brontekst bewerken]Opera's
[bewerken | brontekst bewerken]Voltooid in | titel | aktes | première | libretto |
---|---|---|---|---|
1882-1883 | Ženichové (De bruidegommen) | 3 bedrijven | 13 mei 1884, Praag, Nationaal Theater (Tsjechisch: Národní divadlo) | Antonín Koukl, naar Simeon Karel Macháček |
1885 | Cesta oknem (De weg door het venster), op. 4; oorspronkelijke titel: Frasquitta |
1 akte | 11 februari 1886, Praag, Nationaal Theater (Národní divadlo) | Emanuel František Züngel, naar Eugène Scribe en Gustave Lemoine |
1890-1891 | Noc Šimona a Judy (De nacht van Simon en Judas) | 3 bedrijven | 5 november 1892, Praag, Nationaal Theater (Národní divadlo) | Karel Šípek naar Pedro Antonio de Alarcón |
1895-1897 | Psohlavci (De hondskoppen) | 3 bedrijven, 6 scènes |
24 april 1898, Praag, Nationaal Theater (Národní divadlo) | Karel Šípek naar Alois Jirásek |
1898-1901 | Na Starém bělidle (Op de oude bleke/Het oude washuis) | 4 scènes | 22 november 1901, Praag, Nationaal Theater (Národní divadlo) | Karel Šípek naar Božena Němcová |
Operette
[bewerken | brontekst bewerken]Voltooid in | titel | aktes | première | libretto |
---|---|---|---|---|
1891 | Edip král (Koning Oedipus) | niet uitgevoerd | August Vojtech Nevšímal, naar Sophocles |
Balletten
[bewerken | brontekst bewerken]Voltooid in | titel | aktes | première | libretto | choreografie |
---|---|---|---|---|---|
1884 | Hašiš | 1 akte, 2 scenes |
20 juni 1884, Praag, Nationaal Theater (Národní divadlo) | Václav Reisingra | |
1889 | Pohádka o nale zeném štestí (Het sprookje van het gevonden geluk) | 3 aktes, 7 scenes |
8 april 1889, Praag, Nationaal Theater (Národní divadlo) | Augustin Berger | |
1889 | Královničky (De kleine koninginnen) | ||||
1889 | Sedm havrani | ||||
1909 | Na Záletech (Op de testvlucht) | 10 scènes | 1909, Praag | A. Viscusi |
Toneelmuziek
[bewerken | brontekst bewerken]- 1918 Loutkářův sirotek, melodrama - tekst: Svatopluk Čech "Ve stinu lipy"
- Zlatý kolovrat, melodrama - tekst: Karl Jaromír Erben
Vocale muziek
[bewerken | brontekst bewerken]Werken voor koor
[bewerken | brontekst bewerken]- 1890 Královničky; staré obřadné tance moravské se zpěvy, voor vrouwenkoor (SSAA) en piano (of harmonium)
Liederen
[bewerken | brontekst bewerken]- 1880 Osmero písní, voor sopraan en piano, op. 1
- 1885 Tři žertovné písně (3 grappige liederen), voor zangstem en piano
- 1887 Jarní květy (Lentebloemen), vijf liederen voor sopraan en piano, op. 7
- 1892-1893 Vier liederen, voor zangstem en piano, op. 18
- Der Abendstern - tekst: August Heinrich Hoffmann von Fallersleben
- Gottes Nähe
- Frühlings Mahnung - tekst: August Heinrich Hoffmann von Fallersleben
- Im Arm der Liebe schlummre ein - tekst: Georg Scheurlin
- 1897-1898 Dvě písně (Twee liederen), voor sopraan (of tenor) en piano
- 1915 Slovácká píseň, voor hoge zangstem en piano - tekst: Ema Destinnová
- 1919 Svítání, lied voor zangstem en groot orkest - tekst: Vojtěch Martínek - ook in een versie voor zangstem en piano
Kamermuziek
[bewerken | brontekst bewerken]- 1885 Strijkkwartet nr. 1
- 1887 Strijkkwartet nr. 2
- 1889 Strijkkwartet nr. 3
- Romance, voor viool en piano, op. 2
Werken voor piano
[bewerken | brontekst bewerken]- 1885 Co ti to napadá, polka
- 1910 Deux valses,
- 1910 Polka
- 1910 Deux mazurkas
- Čtverylka, quadrille
- Národní tance
- Pasačka
- Starodávný
- Holuběnka
- Naše vlast, fantasie
Bibliografie
[bewerken | brontekst bewerken]- Jozef Robijns, Miep Zijlstra: Algemene muziek encyclopedie, Haarlem: De Haan, 1979-1984, ISBN 978-90-228-4930-9
- Wolfgang Suppan, Armin Suppan: Das Neue Lexikon des Blasmusikwesens, 4. Auflage, Freiburg-Tiengen, Blasmusikverlag Schulz GmbH, 1994, ISBN 3-923058-07-1
- Paul E. Bierley, William H. Rehrig: The Heritage Encyclopedia of Band Music - Composers and Their Music, Westerville, Ohio: Integrity Press, 1991, ISBN 0-918048-08-7
- Antonín Špelda: Slavní plzeňské opery, Plzni: Západočeské nakladatelství, 1986.
- Ladislav Šíp: Česká opera a její tvůrci - průvodce, Praha: Editio Supraphon, 1983, 396 p.
- Vilém Pospíšil: Karel Kovařovic a jeho kritikové, in: Hudební rozhledy, nr. 24, 1971, pp. 466–469
- Jan Němeček: Opera Národního divadla za Karla Kovařovice (Opera in het Nationaal Theater tijdens de periode van Kovařovic), Praha, 1968.
- Československý hudební slovník osob a institucí, Praha: Státní hudební vydavatelství, 1963-1965.
- Bohumír Štědroň: Ke korespondenci a vztahu Leoše Janáčka a Karla Kovařovice (Correspondentie en relatie tussen Janáček en Kovařovic), Sbronḱ Fragí Filosofické Fakulty Brněnské University (SPFFBU), F6 (1960), pp. 31–69
- Jaroslav Procházka: Karel Kovařovic: první šéf Národního divadla v Praze 1900–1920, Praha, 1946.
- Ladislav Novák: Dva čeští muzikanti, Karel Kovařovic, Karel Weis, V Praze, 1941. 121 p.
- Jaroslav Křička: Karel Kovařovic, in: Almanach České Akademie Věd a Umění, xxxi–xxxii (1921–2), pp. 124–132
Externe links
[bewerken | brontekst bewerken]- (en) IMSLP
- (de) Korte biografie op de internetpagina van "Österreichisches Musikerlexikon"
- (en) Biografie
- (en) Biografie op de internetpagina van "Music Dictionary" (gearchiveerd)
- (en) Biografie op de internetpagina van "liamasbridge.com" (gearchiveerd)
- (de) Afbeelding van de componist op een Tsjechische postzegel