Naar inhoud springen

Lodewijk I van Hongarije

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Lodewijk I van Hongarije
1326-1382
Lodewijk I van Hongarije
Koning van Hongarije
Periode 1342-1382
Voorganger Karel I Robert
Opvolger Maria
Koning van Polen
Periode 1370-1382
Voorganger Casimir III
Opvolger Hedwig
Vader Karel I Robert van Hongarije
Moeder Elisabeth van Polen

Lodewijk I van Hongarije (Visegrád, 5 maart 1326 - Nagyszombat, 10 september 1382), ook wel Lodewijk de Grote (Hongaars: Nagy Lajos; Kroatisch: Ludovik Veliki; Slowaaks: Ľudovít Veľký) of Lodewijk de Hongaar (Pools: Ludwik Węgierski) genoemd, was van 1342 tot aan zijn dood koning van Hongarije en van 1370 tot aan zijn dood koning van Polen. Hij behoorde tot het huis Anjou-Sicilië.

Lodewijk I was een zoon van koning Karel I Robert van Hongarije en diens derde echtgenote Elisabeth van Polen, de zus van Casimir III, de laatste Poolse koning uit het huis Piasten. Na de dood van zijn vader werd Lodewijk in 1342 koning van Hongarije en werd hij in Székesfehérvár gekroond. Al vanaf het begin van zijn regering had hij de ambitie om van Hongarije tot een Europese grootmacht uit te bouwen en de macht van de koning te versterken.

In 1343 werd hij erkend als opperheer van Walachije.[1] In 1344 en 1345 nam Lodewijk deel aan de veldtocht van de Duitse Orde en koning Jan de Blinde van Bohemen tegen het heidense grootvorstendom Litouwen.[2]

Napolitaanse campagne

[bewerken | brontekst bewerken]

Zijn broer, hertog Andreas van Calabrië, was getrouwd met koningin Johanna I van Napels en was tegen de wil van de paus tot prins-gemaal van Napels benoemd. Er ontstond hierdoor een oppositie tegen de prins-gemaal geleid door hertog Karel van Durazzo en in 1345 werd Andreas door hen vermoord. Om de dood van zijn broer te wreken, trok Lodewijk in 1347 met een leger naar Zuid-Italië. Terwijl Johanna I en haar tweede echtgenoot naar de Provence vluchtten, bleef Karel van Durazzo in Napels. Nadat Lodewijk in Napels arriveerde, werd hij door Karel van Durazzo als koning van Napels erkend. Desalniettemin werd Karel als hoofdverantwoordelijke voor de moord van Andreas gearresteerd en vervolgens geëxecuteerd.

Ook nam hij tussen 1356 en 1358 en tussen 1378 en 1381 deel aan twee oorlogen tegen de republiek Venetië, waarbij Lodewijk Dalmatië en de republiek Ragusa veroverde. Als koning van Hongarije liet hij de macht in het koninkrijk Kroatië, Dalmatië en Slavonië over aan zijn broer Stefanus.

In de binnenlandse politiek liet Lodewijk zich als koning van Hongarije ondersteunen door de kerk en de magnaten. Hij voerde meerdere bestuurshervormingen in, waarbij hij de macht van de Rijksdag inperkte en verschoof naar comitaten, die militaire centra en organen van de administratie en het justitiewezen beheerden. Tevens richtte hij in 1367 de Universiteit van Fünfkirchen op. De macht van Lodewijk werd echter verzwakt in de zin dat hij geen mannelijke nakomelingen had.

Unie met Polen

[bewerken | brontekst bewerken]

Omdat zijn oom langs moederkant, koning Casimir III van Polen, geen mannelijke nakomelingen had, werd Lodewijk reeds in 1351 tot erfgenaam van de Poolse troon benoemd.[3] Toen Casimir in 1370 stierf, werd Lodewijk op 17 november 1370 in Krakau tot koning van Polen gekroond. Lodewijk bemoeide zich echter niet intensief met het regeringsbeleid in Polen, keerde al snel terug naar Hongarije en stelde zijn moeder Elisabeth aan als regentes.

Het Hongaarse regime in Polen werd voornamelijk ondersteund door de Klein-Poolse magnaten, terwijl de Groot-Poolse aanhangers van hertog Ziemovit IV van Mazovië de oppositie tegen de nieuwe heerser vormden. Tegelijkertijd probeerde Lodewijk om enige Poolse randprovincies in Hongarije te integreren. Dit kon hij met andere gebieden niet doen, omdat de daadwerkelijke macht daar bij lokale vorsten lag.

In de rest van Polen was Lodewijk weinig geïnteresseerd, behalve dat hij het na zijn dood wou laten erven door zijn dochters Maria en Hedwig. Het probleem was echter dat in Polen enkel mannelijke nakomelingen erfgerechtigd waren. In 1374 kreeg hij van de Poolse adel de toestemming om vrouwelijke erfopvolging mogelijk te maken. Op voorwaarde moest hij echter de belastingen voor de adel verlagen en werd Lodewijk verplicht om geen buitenlandse ambtenaren aan te duiden, Polen als zelfstandig koninkrijk te erkennen en zich in te zetten om verloren Poolse gebieden opnieuw te bemachtigen. Door deze voorwaarden in te willigen, kreeg de Poolse adel meer macht. Zijn constante afwezigheid en het feit dat hij zich concentreerde op dynastieke plannen zorgden er echter voor dat Lodewijk in Polen ongeliefd bleef, hoewel hij de steden- en handelsontwikkeling van Polen ondersteunde.

Ondanks verschillende toegevingen kon Lodewijk niet verhinderen dat er in Polen een adelopstand uitbrak. De adel in Groot-Polen had voor de troonsbestijging van Lodewijk meermaals verzocht om leden van de zijlinies van het huis Piasten op de Poolse troon te plaatsen, maar dit bleek slechts in weinig regio's succesvol. Nadat het grootvorstendom Litouwen in 1376 delen van Hongarije plunderde en Lodewijk daar amper op reageerde, begon ook in Klein-Polen de tegenstand tegen Lodewijk te groeien. In december 1376 kwam het in Krakau tot een opstand, waarbij de Hongaren en stadhouder Elisabeth verdreven werden. Pas dan reageerde Lodewijk en begon hij de door de Litouwers bezette gebieden te heroveren. Korte tijd later integreerde Lodewijk de Poolse provincie Rood-Roethenië in het koninkrijk Hongarije, wat tot verschillende opstanden in Groot-Polen leidde. Hij reageerde echter niet op deze opstanden.

In 1382 stierf Lodewijk in de Hongaarse stad Nagyszombat, waarna hij in de kathedraal van Székesfehérvár werd bijgezet.

Huwelijken en nakomelingen

[bewerken | brontekst bewerken]

In 1345 huwde Lodewijk met Margaretha van Luxemburg (1335-1349), dochter van keizer Karel IV van het Heilige Roomse Rijk. Het huwelijk bleef kinderloos.

In 1353 hertrouwde hij met Elisabeth van Bosnië (1340-1387), dochter van ban Stefanus II Kotromanić van Bosnië. Uit het huwelijk werden vier kinderen geboren:

Voorouders van Lodewijk I van Hongarije
Overgrootouders Karel II van Napels (1254-1309)
∞ 1270
Maria van Hongarije (1257-1323)
Rudolf I (rooms-koning) (1218-1291)
∞ 1245
Gertrude van Hohenberg (1255–1281)
Casimir I van Koejavië (1211-1267)

Constance van Polen (1221-1257)
Bolesław de Vrome (1224-1279)

Helena van Silezië (1235-12989)
Grootouders Karel Martel van Anjou (1271-1295)
∞ 1270
Clemence van Habsburg (1262-1295)
Wladislaus de Korte (1260-1332)

Hedwig van Kalisz (1266-1339)
Ouders Karel I Robert van Hongarije (1288-1341)

Elisabeth van Polen (1305-1380)
Lodewijk I van Hongarije (1326-1382)