Naar inhoud springen

glottis

Uit WikiWoordenboek
Versie door Snorrebot (overleg | bijdragen) op 16 mrt 2024 om 22:39 (top: lidwoord voor trefwoord, doorloop 1.1)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • glot·tis
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘stemspleet’ voor het eerst aangetroffen in 1734 [1]
  • afgeleid van het Griekse 'glōtta' (tong)
enkelvoud meervoud
naamwoord glottis glottissen
verkleinwoord

de glottisv

  1. (anatomie) stemspleet
23 % van de Nederlanders;
34 % van de Vlamingen.[2]