allertrouwst
Uiterlijk
- al·ler·trouwst
- intensiverende samenstelling van aller "genitief van het onbepaald voornaamwoord al" en trouwst "overtreffende trap van het bijvoeglijk naamwoord trouw"
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | allertrouwst | ||
verbogen | allertrouwste | ||
partitief | allertrouwsts | s | - |
allertrouwst
- uitermate trouw; trouwer dan de meeste anderen
- ▸ De fanclubs waren boos dat dit is ingevoerd zonder met hen te overleggen. Ze zijn ook bang dat kaarten nu niet terecht komen bij de allertrouwste fans die altijd naar de Europese uitduels gaan.[1]
- Het woord allertrouwst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Tamarah Swensen“Twente stelt kaartverkoop even uit” (21-09-2012), Tubantia