caroteen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  caroteen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ca·ro·teen

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘oranjerode kleurstof in planten’ voor het eerst aangetroffen in 1902
• van het Latijnse 'carota' (peen) met het achtervoegsel -een

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	caroteen	carotenen
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

het caroteen o

1. (scheikunde) gele tot oranjerode kleurstof (C₄₀H_x) in planten

Synoniemen

• carotine

Afgeleide begrippen

• carotenoïde

Vertalingen

    1.   

Galicisch: caroteno (gl) m Engels: carotene (en)

Spaans: caroteno (es) m

Gangbaarheid

• Het woord caroteen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "caroteen" herkend door:

86 %	van de Nederlanders;
88 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.