correlatief
Uiterlijk
- Geluid: correlatief (hulp, bestand)
- IPA: / ˌkɔrəlaˈtif / (4 lettergrepen)
- cor·re·la·tief
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | correlatief | correlatieven |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
het correlatief o
- (grammatica) antecedent waarop een betrekkingswoord slaat
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | correlatief | correlatiever | correlatiefst |
verbogen | correlatieve | correlatievere | correlatiefste |
partitief | correlatiefs | correlatievers | - |
correlatief
- in correlatie tot elkaar staand, gecorreleerd zijn
1.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord correlatief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 4 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voorvoegsel cor- in het Nederlands
- Achtervoegsel -ief in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Niet met deze vorm in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Grammatica in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal