Naar inhoud springen

dihr

Uit WikiWoordenboek


  • dihr

dihr (nominatief van de tweede persoon meervoud)

  1. u, jullie
    «Widder hawwich ich Glick ghatt as ich en Tschopp hawwe. As dihr schunn wisst, kenne viele Amerikaaner sell net saage.»
    Wat mij betreft, had ik het geluk dat ik een baan heb. Zoals jullie al weet, kunnen veel Amerikanen dat van zich niet zeggen.