doorsteken
Uiterlijk
- dóórsteken
- Geluid: dóórsteken (hulp, bestand)
- doorstéken
- Geluid: doorstéken (hulp, bestand)
- door·ste·ken
- samenstelling van door en steken [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doorsteken |
stak door |
doorgestoken |
klasse 4 | volledig |
dóórsteken
- ergatief afsnijden, een kortere weg nemen door ergens dwars doorheen te gaan.
- ▸ Als ik rechtdoor zou lopen, zou de straat veranderen in de Salizada San Pantalon. Vlak voor het einde zou ik rechts moeten doorsteken naar Campiello Mosca om via twee bruggen vlak na elkaar te landen in de Calle de la Chiesa.[2]
- compenseren van drift of verzet, bijvoorbeeld door bij het oversteken van stromend water schuin tegen de stroming in te varen.
- overgankelijk in / door een opening heen doen.
- overgankelijk met een lang voorwerp door een buis gaan met als doel deze open te maken, te ontstoppen.
- overgankelijk met een stekende beweging een gat maken.
3. in / door een opening heen doen
4. met een lang voorwerp door een buis gaan met als doel deze open te maken
- de dijk doorsteken
- een gat in de dijk maken
- door·ste·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doorsteken |
doorstak |
doorstoken |
klasse 4 | volledig |
doorstéken
- overgankelijk geheel doorboren met een scherp hulpmiddel.
- In het gevecht werd hij doorstoken met een lans.
1. geheel doorboren met een scherp hulpmiddel
- Het woord doorsteken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ doorsteken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 24
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Klemtoonhomogram in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Sterk werkwoord klasse 4 in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Onscheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal