ereplaats
Uiterlijk
- ere·plaats
- samenstelling van ere en plaats [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ereplaats | ereplaatsen |
verkleinwoord | ereplaatsje | ereplaatsjes |
- een belangrijke, voorname plaats
- Het schilderij hing op een ereplaats in het huis.
- bij de eerste drie horen bij een wedstrijd zodat je een medaille krijgt
- Hij ging voor een ereplaats maar helaas hij werd vierde.
- ▸ Terpstra cijferde zich in de finales van Dwars door Vlaanderen, E3 Harelbeke en Gent-Wevelgem weg in het belang van de ploeg. "Tuurlijk wil ik zelf presteren, maar het ploegbelang staat bij ons altijd voorop." Mede daardoor loopt hij ereplaatsen mis.[2]
1.
- Het woord ereplaats staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ereplaats" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Terpstra mist Gold Race, voorjaar voorbij” (Dinsdag 12 april 2016, 13:58), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be