gedreun
Uiterlijk
- ge·dreun
- Naamwoord van handeling van dreunen met het voorvoegsel ge-[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gedreun | |
verkleinwoord |
het gedreun o
- het voelbaar trillen en/of een laag en hard geluid
- Het gedreun van de heipalen deed de kopjes rinkelen in de kast.
- Duizenden jongeren gaan uit hun dak op het gedreun dat een gigantische blauwroze feesttent komt. Op de natte grasvlakte ernaast staan zo’n honderdvijftig keurig opgelijnde touringcar-bussen. De chauffeurs maken een dolletje of wachten in hun lege cabines. Een zit met zijn vrouw onderuit op tuinstoelen in het gangpad. [2]
- ▸ Die bezwering was een van de redenen dat hij liever in een eenvoudig ongeverfd houten huis bij de bouw was gaan wonen dan bij de andere ingenieurs in het Centralhotellet in Kramfors, hij wilde in de buurt van het gedreun van de heimachine zijn wanneer de boomstammen in de bodem van de rivier werden gedreven.[3]
- Het woord gedreun staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gedreun" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Eppo König 14 juli 2016
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be