gezinssamenstelling
Uiterlijk
- ge·zins·sa·men·stel·ling
- samenstelling van gezin zn en samenstelling zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gezinssamenstelling | gezinssamenstellingen |
verkleinwoord |
de gezinssamenstelling v
- de aard van de mensen die in een gezin wonen (aantal ouders, kinderen en andere mensen die tot één gezin horen)
- ▸ Hoeveel mensen zijn er nou eigenlijk in Europa? In de hele Europese Unie zijn er dit jaar volkstellingen. Godsdienst, etnische achtergrond, gezinssamenstelling en opleidingsniveau: de tellers willen alles weten. Vanaf 1 oktober gaan ze de deuren van Hongaren af.[1]
- ▸ RTL geeft geen nadere cijfers. Het wordt bijvoorbeeld niet duidelijk wat de hoogte van het inkomen of de gezinssamenstelling voor effect heeft op de inkomensontwikkeling.[2]
- Het woord gezinssamenstelling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Best sexy, zo'n volkstelling!” (Vrijdag 9 september 2011, 11:38), NOS
- ↑ Weblink bron “Rutte spreekt koopkrachtval tegen” (Vrijdag 2 november 2012, 20:07), NOS