hett
Uiterlijk
- hett
hett
- derde persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs bedrijvende vorm van hawwe
- «Er waar en echt gude Man un hett lenger lewe solle.»
- Hij was een echt goede man en had langer moeten leven.
Hij was echt een goede man en zou langer hebben moeten leven.
- Hij was een echt goede man en had langer moeten leven.
- «Er waar en echt gude Man un hett lenger lewe solle.»
- er hett (derde persoon enkelvoud mannelijk)
- sie hett (derde persoon enkelvoud vrouwelijk)
- es hett (derde persoon enkelvoud onzijdig)
- Duits: er hätte, m, sie hätte, v, es hätte, o
- Engels: he should have, m, she should have, v, it should have, o
- Nederlands: hij zou hebben, m, zij zou hebben, v, het zou hebben, o