Naar inhoud springen

historie

Uit WikiWoordenboek
Mennesker i historien:
Sitting Bull og Buffalo Bill
Mensen uit de geschiedenis:
Sitting Bull en Buffalo Bill
  • his·to·rie
enkelvoud meervoud
naamwoord historie histories
historiën
verkleinwoord historietje historietjes

de historiev

  1. verhaal
     Op 10 juli 2019 bereikt la belle fille op haar racefiets zwoegend de top. Ze zou net als haar voorgangers uit de 17de eeuw ook wel een frisse duik willen nemen, maar voorlopig volstaan gulzige slokken uit haar bidon. Een bijrolletje in de historie van La Planche is genoeg. Morgen mogen de mooie jongens.[4]
  2. (wetenschap) geschiedenis van een volk, een land enz
     En vanavond zou ze haar baljurk aantrekken om hand in hand met mij avonturen tegemoet te ruisen op pleinen, in stegen en langs zwarte grachten, en ravissant een eclatant verhaal toe te voegen aan de galmende historie die deze stad aan de lippen stond als wassend water.[5]
  3. zaak, aangelegenheid
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]


  • IPA: / hiˈsdoɐ̯ˀiə /
  • Afkomstig van het Latijnse zelfstandige naamwoord historia
Naar frequentie 466
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   historie     historien     historier     historierne  
genitief   histories     historiens     historiers     historiernes  

historie, g

  1. (wetenschap) geschiedenis
  2. verhaal


historie

  1. geschiedenis, historie


  • his·to·rie
  • Afkomstig van het Griekse woord historia
Naar frequentie 640
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   historie     m: historien
v: historia  
  historier     historiene  
genitief   histories     m: historiens
v: historias  
  historiers     historienes  

historie, v / m

  1. de ontwikkelingsgang van een persoon of zaak, levensloop
  2. (wetenschap) geschiedenis (van een bepaald gebied), historie
    «Landene i Midtøsten har en svært gammel historie.»
    De landen in het Midden-Oosten hebben een zeer oude geschiedenis.
  3. (onderwijs) geschiedenis (schoolvak, studievak)
  4. verhaal
  5. aangelegenheid, zaak
    «Bekjentskapet var en pinlig historie.»
    De Kennismaking was een pijnlijk verhaal.
  • [1]: jordens historie
de geschiedenis van de aarde
  • [1]: menneskehetens historie
de geschiedenis der mensheid
  • [2]: være godt inne i Norges eldste historie
goed in de oudste geschiedenis Noorwegens zijn
  • [2]: Bergen bys historie
Bergens stadsgeschiedenis
  • [2]: Vi fikk høre hele hennes historie.
We hebben haar volledige levensloop te horen krijgen.
  • [3]: ha tre timer historie i uka
drie uren per week geschiedenis hebben
  • [3]: ha eksamen i historie
examen in de geschiedenis hebben
  • [4]: fortelle en spennende historie
een spannend verhaal vertellen
  • [5]: en nydelig historie
een mooi verhaal


  • his·to·rie
  • Afkomstig van het Griekse woord historia
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   historie     historia     historier     historiene  

historie, v

  1. de ontwikkelingsgang van een persoon of zaak, levensloop
  2. (wetenschap) geschiedenis (van een bepaald gebied), historie
    «Kina er eit land med ei gammal og ærerik historie
    China is een land met een oude en roemrijke geschiedenis.
  3. (onderwijs) geschiedenis (schoolvak, studievak)
  4. verhaal
  5. aangelegenheid, zaak
  • [1]: jordhistoria
de geschiedenis van de aarde
  • [1]: den første kvinnelege statsministeren i historia
de eerste vrouwelijke premier in de geschiedenis
  • [2]: professor i historie
hoogleraar in geschiedenis
  • [3]: ha historie i andre timen
in het tweede uur geschiedenis hebben
  • [4]: fortelje ei god historie
een goed verhaal vertellen
  • [5]: Det vart ei dyr historie.
Het was een duur verhaal.


  • IPA: /ɦɪstɔrɪjɛ/

historie v

  1. (wetenschap) geschiedenis, historie