interface
Uiterlijk
- in·ter·face
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | interface | interfaces |
verkleinwoord | - | - |
de interface m
- (informatica) koppeling tussen verschillende (computer)systemen
1.
- Het woord interface staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "interface" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ interface op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Leenwoord uit het Engels
interface
- (informatica) interface; koppeling tussen verschillende (computer)systemen
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- IPA: /ɪntɛrfɛjs/
- in·ter·face
- Leenwoord uit het Engels
interface o
- (informatica) interface; koppeling tussen verschillende (computer)systemen
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel inter- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Informatica in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 95 %
- Prevalentie Vlaanderen 93 %
- Woorden in het Slowaaks
- Zelfstandig naamwoord in het Slowaaks
- Informatica in het Slowaaks
- Woorden in het Tsjechisch
- Woorden in het Tsjechisch met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Informatica in het Tsjechisch
- Onzijdig zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch