manoeuvre
Uiterlijk
- ma·noeu·vre
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘handgreep’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | manoeuvre | manoeuvres |
verkleinwoord | manoeuvretje | manoeuvretjes |
- Handeling waarmee men de voortgang van een voertuig verandert, zoals bijvoorbeeld een parkeermanoeuvre.
- remmanoeuvre, herfstmanoeuvre, inhaalmanoeuvre, schijnmanoeuvre, uitwijkmanoeuvre, afleidingsmanoeuvre, verkiezingsmanoeuvre
- Het woord manoeuvre staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "manoeuvre" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "manoeuvre" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 95 %