misgewaad
Uiterlijk
- mis·ge·waad
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | misgewaad | misgewaden |
verkleinwoord |
het misgewaad o
- (religie) de kleding die een priester draagt tijdens het opdragen van de mis
- ▸ Bij dat vuur zat Platon, die zijn mantel als een misgewaad over zijn hoofd had getrokken en hij vertelde de soldaten met zijn overtuigende en plezierige, maar verzwakte en ziekelijke stem een verhaal dat Pierre al kende.[2]
- Het woord misgewaad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1