onnozelaar
Uiterlijk
- Geluid: onnozelaar (hulp, bestand)
- on·no·ze·laar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onnozelaar | onnozelaars |
verkleinwoord | onnozelaartje | onnozelaartjes |
de onnozelaar m
- idioot, halve gare, dwaas
- Het woord onnozelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onnozelaar" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ onnozelaar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be