ostensief
Uiterlijk
- os·ten·sief
- uit het Latijn [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ostensief | ostensiever | ostensiefst |
verbogen | ostensieve | ostensievere | ostensiefste |
partitief | ostensiefs | ostensievers | - |
ostensief
- heel duidelijk; met nadruk; opvallend
- ▸ “Ik kon er wel om lachen, hoewel ik soms dacht: ‘Méén je dit nu?’ Eén keer heb ik mijn voeten ostensief opgeheven. ‘Voor het niveau.’ Ach, iedereen moet toch weleens grinniken om die seksistische grappen?[2]
- Het woord ostensief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ostensief" herkend door:
47 % | van de Nederlanders; |
46 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ ostensief op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron RAF LIEKENS“"Mensen moeten beseffen dat Danira, Riadh en ik de regel zijn, niet de uitzondering"” (24 februari 2017), De Morgen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be