Naar inhoud springen

overdijken

Uit WikiWoordenboek

(klemtoonhomogram)

  • over·dij·ken

de [A] óverdijkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord overdijk
      Daar zijn nog echte landwegen, smal, bochtig, overdijken, het soort van wegen, dat eischen stelt aan de veeren van den wagen en aan de stuurmanskunst.[3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overdijken
dijkte over
overgedijkt
zwak -t volledig [A]

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

[A] óverdijken

  1. overgankelijk (waterbeheer) (van een plas of ander waterlichaam) doorsnijden met een dam van de ene naar de andere kant
      Later, naarmate samenwerking en organisatie verbeterden, werden de kreken overgedijkt en grootere gebieden binnen één ring besloten.[4]
      Neen, in zulk een klein deel, als hij teekent, zouden niet de groote vloed- en ebstroomen ontstaan zijn, die het toen onmogelijk maakten en zelfs thans moeilijk zouden maken, om ze te overdijken.[5]
  2. overgankelijk (waterbeheer) (van uitgaven aan een waterkering) meer uitgeven dan bij een eerdere verdeling van kosten was vastgesteld
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overdijken
overdijkte
overdijkt
zwak -t volledig [B]

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord

[B] overdíjken

  1. overgankelijk (waterbeheer) (met betrekking tot waterkering aan de overzijde van een rivier) overtreffen in hoogte, zodat de dijk aan de andere zijde eerder overstroomt en de eigen dijk behouden blijft
      Spr. releveert nog terloops de moedwillige insnijdingen in 1672 gemaakt om het leger der Franschen te keeren en die, door de Franschen uit weerwraak gedaan in den dijk beneden Vreeswijk en komt dan tot de verschillende, elkaar opvolgende versterkingen en verhoogingen van de dijken om stil te staan bij de laatste in 1880 en volgende jaren tot uitvoering gekomen, toen de Noorder-Lekdijk belangrijk werd verhoogd en versterkt en waardoor de Zuiderdijk op zijn beurt weder overdijkt is.[6]
      Wij hebben een gelijksoortigen toestand bij sommige onzer rivieren, welker dijken aan beide oevers onder verschillende besturen staan: dan gaat men aan het overdijken. Aan die zijde n.l. waar de dijk het hoogst en het zwaarst is, heeft men het genoegen het water te zien overloopen naar de overzijde. Maar dat weet men aan de overzijde ook wel en vandaar, dat men wederkeerig aan die overzijde ook weer gaat ophoogen en verzwaren, en omgekeerd, totdat... men de dijken bedorven heeft, door ze te zwaar te maken voor den ondergrond waarop zij rusten.[7]
      (…) omdat dit al lichtelijk kan leiden tot den zoogenaamden ‘waterkrijg’, waarin de tegenover elkander liggende dijks-besturen beurtelings trachten elkander te ‘overdijken’, (…)[8]
  2. overgankelijk (waterbeheer) (met betrekking tot grond langs een waterkering) bedekken met materiaal om een waterkering uit te breiden
     De beschikking over te overdijken grond zal men af gezien van buitengewone omstandigheden bij gebreke van minnelijke schikking moeten verkrijgen krachtens de Onteigeningswet (artt. 62 t/m 64) of de Wet tot opheffing van privaatrechtelijke belemmeringen, in welke wetten mede de schadevergoeding geregeld is.[9]
      Het overdijken en verzwaren met Amsterdamsche Klei van 420 ellen Dijks, van den Banne van Wormer, in 't zuidoost, en het aandijken van 165 ellen omtrent den Poelmolen en Oostknollendam, aan verse Parken, doch te besteden in een perceel.[10]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink geraadpleegd op 31 december 2021 Weblink bron De koningin rijdt door velden en dreven : Een tocht door landelijk Amsterdam in: Deli Courant, jrg. (18 juni 1937), Deen, Medan, 10 (blad 3 p. 2) kol. 5
  4. Bronlink geraadpleegd op 31 december 2021 Weblink bron
    J.W. Thierry
    De huidige beteekenis der Zuiderzeewerken in: Leiding., jrg. 2 nr. 3 (15 mei 1931), C.A. Mees, Santpoort, p. 106
  5. Bronlink geraadpleegd op 31 december 2021 Weblink bron
    Ramaer, Johan C.
    “De vorming van den Dollart en de terpen in Nederland, in verband met de geographische geschiedenis van ons polderland” (1909), E.J. Brill, Leiden, p. 26
  6. Bronlink geraadpleegd op 31 december 2021 Weblink bron De Noorder Lekdijk in: Delftsche Courant, jrg. 65 nr. 216 (14 september 1906), J.H. Molenbroek, Delft, p. 2 kol. 3
  7. Bronlink geraadpleegd op 23-1-2021 Weblink bron Oorlog of vrede? (8 januari 1888) in: Franeker Courant, jrg. 33 nr.3, blz. 1 kol. 1
  8. Bronlink geraadpleegd op 31 december 2021 Weblink bron
    J. Röell
    Bibliographisch album. : De Noorder-Lekdijk bovendams, en de doorsteking van den Zuider-Lekdijk bij Culemborg, 1803-1813. in: De Gids., jrg. 45 deel 2 nr. 5 (mei 1881), P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam, p. 358
  9. Bronlink geraadpleegd op 31 december 2021 Weblink bron
    Commissie ingesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten der Provincie Gelderland van 16 november 1927, n°. 75.
    “Herziening Rivierpolderreglement.”, p. 127 art. 296 (oud)
  10. Bronlink geraadpleegd op 23-12-2021 Weblink bron Aanbestedingen (29 juli 1847) in: Nieuwe Rotterdamsche Courant op Wikipedia, nr. 179, blz. 2 kol. 3