poseer
Uiterlijk
- po·seer
vervoeging van |
---|
poseren |
poseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van poseren
- Ik poseer.
- gebiedende wijs van poseren
- Poseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van poseren
- Poseer je?
- Het woord poseer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
poseer |
poseía |
poseído |
volledig |
poseer
- po·se·er
- overgankelijk
[2] dominar