Naar inhoud springen

rompa

Uit WikiWoordenboek


  • rom·pa
Naar frequentie 6346

rompa, v

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van rompe


  • rom·pa

rompa, v

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van rompe

rompa

  1. verouderde spelling of vorm van romp tot 2012
(verouderd) onbepaalde vorm nominatief enkelvoud van romp, v


vervoeging van
romper

rompa

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van romper
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van romper
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van romper