smoes
Uiterlijk
- smoes
- Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘uitvlucht’ voor het eerst aangetroffen in 1901 [1]
- Herkomst: Jiddisj [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | smoes | smoezen |
verkleinwoord | smoesje | smoesjes |
- (Jiddisch-Hebreeuws) praatje, uitvlucht, verzinsel als uitvlucht, voorwendsel [4] [5]
- turfkluit [6] [7]
- [1] sjmoes
vervoeging van |
---|
smoezen |
smoes
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van smoezen
- Ik smoes.
- gebiedende wijs van smoezen
- Smoes!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van smoezen
- Smoes je?
- Het woord smoes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "smoes" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[8] |
- ↑ "smoes" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ smoes op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ smoes op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Jiddisch-Hebreeuws in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %