spencer

Niet te verwarren met: Spencer

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  spencer    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈspɛnsər / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• spen·cer

Woordherkomst en -opbouw

• van Engels spencer, eponiem genoemd naar de 18e-eeuwse Britse minister van Marine G.J. Spencer , in de betekenis van ‘mouwloze trui’ voor het eerst aangetroffen in 1805

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	spencer	spencers
verkleinwoord	spencertje	spencertjes

Zelfstandig naamwoord

de spencer m

1. trui zonder mouwen

   • Hij was van plan zijn spencer aan te trekken, maar ineens vond hij dat hij er zo braaf in uitzag. Toen probeerde hij zijn blauwe trui, maar die viel ook af. En zijn groene overhemd kwam evenmin door de keuring. Sander had niet gemerkt dat zijn vader al thuis was. 'Dit zou ik aanhouden,' hoorde hij hem opeens zeggen. 'Ja, ze houdt van T-shirts,' ging zijn vader door met stangen. 'Hoe heet ze eigenlijk? Heb je geen foto van haar?'  
   • Chantal maakte een rondje benedenhuis, zette de elektrische radiatoren aan en pookte de houtkachel op. Uit de slaapkamer haalde ze een dikke trui die ze over haar spencer aantrok. Toen ze beneden kwam, was er genoeg gloed in de kachel om er twee blokken eikenhout bij te leggen. Ze liet het deurtje halfopen, zodat er nog meer lucht bij kwam. Binnen een paar seconden vatte het hout vlam en begon te knisperen, waardoor het in huis al snel een stuk minder kil aanvoelde.  

Synoniemen

• vest, pullover, jumper, trui

Vertalingen

    1. mouwloze trui   

Engels: spencer (en)

Gangbaarheid

• Het woord spencer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spencer" herkend door:

82 %	van de Nederlanders;
53 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.