terwilen
Uiterlijk
- samenstelling van ter vz en wile zn
terwilen, terwile, ter wile [1]
- terstond, onmiddellijk, meteen
- «Doen verstont hi ter wilen,»[2]Toen verstond hij [ze] meteen,
- «Doen verstont hi ter wilen,»[2]
- ~ dat, ~ als: in de tijd dat, terwijl
- «Dor die ontsprekelike vruecht,
Daer hu gheist in was verhuecht,
Terwile als hu ende niement el
Biden archangel Gabriel
Was gheboodsceipt, maeghet scone,
Dat ghi ontfinct den Gods zone»[3]Door de onuitsprekelijke vreugde
waar uw geest zich in verheugt
terwijl u en niemand anders
uitziet naar de aartsengel Gabriel
werd gemeld, schone maagd
dat gij de zoon Gods zoudt ontvangen
- «Dor die ontsprekelike vruecht,
terwilen
- Het voegwoord is ontstaan door weglating van dat of als
- ↑ Middelnederlandsch Woordenboek
- ↑ Weblink bron “Karel ende Elegast” (13e eeuw)
- ↑ Weblink bron “Gruuthuse-handschrift (gebeden en allegorische gedichten)” (14e eeuw)