Naar inhoud springen

tijdsvorm

Uit WikiWoordenboek
  • tijds·vorm
enkelvoud meervoud
naamwoord tijdsvorm tijdsvormen
verkleinwoord

de tijdsvormm

  1. een van de 8 werkwoordstijden die het Nederlands kent
    • De tekst bestaat uit enkelvoudige en samengestelde zinnen en laat zich goed voorlezen. Er is gebruikgemaakt van de tegenwoordige tijdsvorm en dialogen.[1] 
    • Van de dertig meest gebruikte werkwoorden in het Nederlands, is er zegge en schrijve één regelmatig: maken staat op de elfde plaats, tussen 29 onregelmatige broers.Taalkundigen nemen aan dat Nederlanders al die rijtjes onregelmatige vervoegingen inderdaad domweg uit het hoofd hebben geleerd en dat ze die indien nodig, razendsnel ópzoeken' in het denkbeeldige woordenboek dat iedere taalgebruiker in het hoofd heeft.Als dat zo is, stellen de Leidse taalkundigen dr A. van Santen en dr J. Lalleman, hanteren mensen die Nederlands spreken naast elkaar twee totaal verschillende mentale systemen om verleden-tijdsvormen te produceren.[2] 
    • Reden voor de sprong, zegt de auteur desgevraagd: nou ja, de tegenwoordige tijd geeft meer urgentie en onmiddellijkheid aan een handeling, en betrekt de lezer er meer bij. Kwestie van spanning verhogen, dus. Achteraf gezien een beetje ongelukkig, vindt hij ook, want zoiets kan wel nuttig zijn in een reportage, met lange beschrijvingen van een handeling of toestand, maar dit was een feitelijk nieuwsverhaal, met één alinea die in een andere tijdsvorm was gesteld. Dan werkt het inderdaad verwarrend, hoewel geen lezer echt zal hebben gedacht dat die inval nog moest gebeuren.[3] 
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]
  1. Volkskrant Liesbeth Goverde 6 januari 2011
  2. Volkskrant MIEKE ZIJLMANS 25 februari 1995
  3. NRC Sjoerd de Jong 12 augustus 2017
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be