tweeënveertigste
Uiterlijk
- twee·en·veer·tig·ste
- Afgeleid van het hoofdtelwoord tweeënveertig met het achtervoegsel -ste
tweeënveertigste
- nummer tweeënveertig in een rij.
- Hij viert morgen zijn tweeënveertigste verjaardag.
- gedeeld door tweeënveertig.
- Het woord tweeënveertigste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.