vertraag
Uiterlijk
- ver·traag
vervoeging van |
---|
vertragen |
vertraag
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vertragen
- Ik vertraag.
- gebiedende wijs van vertragen
- Vertraag!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vertragen
- Vertraag je?
- Het woord vertraag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.