voltijds
Uiterlijk
- vol·tijds
stellend | |
---|---|
onverbogen | voltijds |
verbogen | voltijdse |
partitief | voltijds |
voltijds [1]
- van banen en studie dat het de hele werktijd omvat
- Ik heb niet op een vrouw gestemd omdat ik het een treurig gebaar vind. Het is achteroverleunfeminisme: wel roepen dat er van alles moet gebeuren, maar zelf niets doen. Uiteindelijk is een voltijds werkende vrouw gewoon een zeldzaamheid in Nederland. Als er straks een kabinet aantreedt dat voor eenderde uit vrouwen bestaat, zou dat niet representatief zijn voor de verhoudingen binnen werkend Nederland. Ik vind die afwezigheid van ambitieuze vrouwen binnen de politieke, sociale, academische en culturele machtscentra van dit land een steeds groter probleem. [2]
- Het woord voltijds staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voltijds" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Rosanne Hertzberger 18 maart 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be